Categorie archief: gescheiden

Zondagse reflectie over co-ouderschap

Co-ouderschap hoe je je het voorstelt wanneer je nog vast zit in een ongelukkig huwelijk en niet kan wachten tot je eindelijk alleen bent, dat is: veel tijd om alles te regelen, zonder gehinderd te worden door kleine wezentjes die je met je moet meezeulen waar je ook gaat, en veel vrije tijd, waarin je ongestoord kan genieten van het leven, een soort van tweede jeugd beleven, met uitgaan en zorgeloze dagen, van de ene koffiebar naar het andere café slenteren, lekker gaan eten, elke avond naar theater, geen babysit moeten zoeken, niet op tijd thuis hoeven te zijn, uitslapen om het andere weekend, tinderen tegen de sterren op … Dat klopt ook, deels. (Als je tenminste even die verrekte pandemie uit de equation haalt.)

Maar co-ouderschap is ook: eindeloze, lege zondagen die zich triest voor je uitstrekken, wakker worden en kinderstemmen missen in huis, in je eentje door het park lopen en stiekem hopen dat je kinderen daar op dat moment toevallig ook zijn en dat je ze zal tegenkomen, een mager, blond jongetje van zes zien in de verte, je hart een hoopvol sprongetje voelen maken en hem vervolgens de hand van zijn mama zien vastnemen. Co-ouderschap is: je kinderen voor de rest van de tijd de helft van de tijd moeten missen. Afwezig zijn bij de helft van hun dagen. Geen theaterstuk kan tegen dat verdriet op.

Ik zou die eerste en tweede alinea perfect kunnen omwisselen van plaats. Dan zou het omdenken heten. In plaats van een pessimist zou ik een optimist zijn. Sommige dagen kan ik dat, maar vandaag is niet zo’n dag. Vandaag is mijn huis leeg en mijn hart weliswaar vol maar ook een beetje gebroken. Co-ouderschap is een soort van liefdesverdriet.

Vluchten kan niet meer

Ik mis mijn kinderen nu al, al zaten ze vanmiddag nog tegen me aan geplakt en steek ik ze vanavond alweer in bed. Maar dat het nu echt feitelijk is, dat ze soms bij hem zijn, en soms bij mij, dat doet echt heel veel pijn. Het is een pijn waar ik door moet en die niemand voor me kan oplossen. Het is een ander soort van rouw dan het verlies van mijn moeder en toch is het ergens heel erg vergelijkbaar. Hoewel ik rationeel weet dat het gezien de omstandigheden de best mogelijke uitkomst is, weet ik soms niet waar kruipen van de pijn. Huilen kan fysiek pijn doen, ja. Ik huil in het holst van de nacht soms luid schreeuwend als een kind dat zijn moeder wil. Schrap ‘als’. Ik wil mijn moeder.

Geen wonder dat we allerlei mechanismen bedacht hebben om niet alleen te moeten zijn met onze pijn. Het is zeer onaangenaam om tegen jezelf aan te knallen. Maar het is ook de enige manier om erdoor te gaan: zelf, alleen, hard. Vluchten kan niet meer. Dus ik ga er nu bij ‘zitten’, bij die vreselijke pijn. En wanneer alle mensen van wie ik zou willen dat ze me opvangen en erkennen de revue passeren in mijn hoofd en niemand volstaat om dat gat te vullen, weet ik: ik moet het zelf doen. Dit moet ik zelf doen.

The hard way …

 

Dit schreef ik een tijdje geleden, één van de eerste keren dat zij met hun papa iets gingen doen waar ik niet bij was. Het is niet noodzakelijk hoe ik me vandaag voel. Het is wel hoe ik me soms voel. Want hoe liefdevol we ons ook omringd weten, in de donkere uren van de nacht zijn we allemaal alleen met onze angsten en verdriet. Maar ook na de donkerste nacht komt altijd weer de zon op. Zo.

Er zit hoop in puinhoop

Mijn leven is een beetje een puinhoop momenteel. Ik heb er goede hoop op dat ik die weldra opgeruimd krijg, maar hoop alleen zorgt nog niet voor een goed leven. Ook wanneer je bijna geen invloed hebt op je omstandigheden, heb je nog altijd invloed op hoe je met die omstandigheden omgaat. Emotioneel volwassen zijn, dat is: zelf verantwoordelijkheid nemen voor hoe je je voelt. 

Dat betekent niet dat ik geloof in de dictatuur van het positieve denken, ‘smile or die’. Ik vind absoluut niet dat je alle leed van de wereld moet kunnen dragen, zonder er ooit over te mogen klagen. Integendeel, ik voel me net gedragen en geliefd omdat ik mensen om me heen heb tegen wie ik naar hartenlust mag klagen, en die weten dat zij dat ook tegen mij mogen. Ik geloof ook niet dat elke ochtend in de spiegel naar jezelf glimlachen één of ander geheim recept voor geluk is, al kan het ook geen kwaad, en is het zeker goed om jezelf te trainen in positiever over jezelf denken. En er zullen ook altijd mensen zijn die je kwetsen en die je raken, hoe je ook je best doet om je eigen grenzen te bewaken. 

Maar ik geloof wel dat je het verdriet kan accepteren als deel van het leven. Dat pijn gewoon  eigen is aan menszijn. Als je met mildheid en acceptatie naar zowel pijn als naar vreugde kan kijken, dan leef je volgens mij echt. Zo kan ik soms huilen alsof het nooit meer zal ophouden, maar dan zeg ik niet meer tegen mezelf: stop nu met trunten, Sofie. Ik huil gewoon tot het op is. En het volgende moment kan ik even goed oprecht genieten van een koffie, het herfstzonnetje en twee spelende kinderen, zonder te denken: geniet maar niet te hard, Sofie, want voor je het weet, gaat alles weer om zeep.

Gelijkmoedig leven, zonder de pieken na te streven en er de dalen dan maar bij te nemen. Mildheid. Acceptatie. Mens zijn.

Maar ook blijven hopen. Uiteraard.

Wonden likken

Ik ben ‘wettelijk gescheiden’. Zo schreeuwt mijn loonbrief me voortaan elke maand toe, tot ik het ‘wettelijk gescheiden’ zijn ‘opgelost heb’, wat geenszins mijn eerste prioriteit is. Alsof de wonde nog niet diep genoeg is zonder dat er zout in wordt gestrooid.

Wonden likken. Dat is wat ik de eerstkomende tijd zal doen. Mezelf oprapen en van de grond weer opbouwen. Het was mijn beslissing, en dus heeft het me veel tijd en moeite gekost om aan mezelf te erkennen dat ik diepe wonden te likken heb, dat het me zoveel verdriet doet. Want dat doet het, altijd. Zeker als er kinderen zijn, want welke ouder wil zijn kinderen nu verdriet doen? Het was mijn beslissing, maar het was niet mijn keuze. Dat legt zij heel mooi uit. Niemand kiest hiervoor, echt niet. Maar ik moest wel.

Ik was mezelf kwijt. Ik kon niet meer met mezelf door één deur. En als ik mijn kinderen wil voorleven dat ze het recht hebben om zichzelf graag te zien, kon ik niet anders dan het hen ook effectief voor te leven.

Maar het doet pijn. O ja.

Mijn leven is een puinhoop. Het ligt in de lappenmand. Er is verwaarlozing all around. Niet de kinderen, geen zorgen. Maar het huis en ikzelf. Twee ruïnes die ik steentje per steentje terug moet opbouwen nu. Maar ook, misschien wel voor het eerst, het gevoel dat ík het waard ben om die ruïne voor op te bouwen.

Wonden likken.
Mezelf weer opbouwen.
En dan: voorleven wat ik mijn kinderen wil meegeven.
Hou van jezelf.
Kies voor je eigen geluk.
Leg dat niet in iemand anders zijn handen.
Je bent het waard.
You do you.

“Vanavond weet hij het. Mensen zouden uit elkaar moeten gaan voordat ze op dit punt belanden. Waar zij zijn beland. Want anders blijft er te veel verdriet achter.
Dat gebeurt echter niet. Je gaat tot het uiterste, je gooit alle shit eruit, ook de shit die jullie niet ten deel valt, die uit de afvoerkanalen stroomt van een heel gebouw, van een hele stad, van alle stellen die voor jullie uit elkaar zijn gegaan, tegelijkertijd met jullie. Want in die ondergrondse kanalen praat al die shit met elkaar en vraagt elkaar om raad. Alle stellen die uit elkaar gaan kruipen in hetzelfde gat, maken hetzelfde rondje door het spookhuis.”

Uit: Margaret Mazzantini, Niemand overleeft alleen