Categorie archief: zwangerschap

Nieuwjaarsbericht: goede voornemens 2013

Dus dat was 2012. Het jaar waarin ik een huis kocht en zwanger werd. Dat is het meeste Grote Stappen dat ik al gezet heb in één jaar. Maar het record zal niet lang standhouden. Want 2013 is het jaar waarin ik in een normaal huis woon en een kind koop. Dat is het jaar dat alles verandert. Het jaar dat ik iemands mama word. 2013 wordt het bijzonderste jaar in de geschiedenis, dat staat vast.

Dit jaar heb ik maar één goed voornemen: niet compleet sucken als moeder. De rest is van ondergeschikt belang.

Zes maanden …

Vier maand zwanger

Je hebt nog helemaal niets ondernomen om de komst van de baby voor te bereiden. Maar dat is niet erg, want je hebt nog tijd genoeg. Je hoeft je daar zeker nu nog geen zorgen over te maken. Je hebt immers nog bijna een half jaar om alles in huis te halen en alle nodige informatie te verzamelen. En je hebt toch al een crèche, dat was het enige wat nu al in orde moest zijn.

Vijf maand zwanger

Je hebt nog steeds niets ondernomen om de komst van de baby voor te bereiden. Nu begin je je daar zorgen over te maken. Je weet immers nog altijd niet wat het verschil is tussen een wieg, een babybed en een park en je hebt nog maar vier maanden om te achterhalen wat nu precies de oplossing van dat grote mysterie is. Mensen beginnen ook te vragen of je babykamer al klaarstaat, of je geboortelijst als voorbereid is en of je al geboortekaartjes gekozen hebt. Je moet telkens ‘nee’ antwoorden en je begint je af te vragen of een olifantendracht niet beter zou zijn om het allemaal rond te krijgen. Alles wat nog moet gebeuren voor de baby lijkt een gigantische berg waar je niet overheen kunt kijken. Komt het ooit wel goed?

Zes maand zwanger

Je hebt nog steeds niet zo heel veel ondernomen om de komst van de baby voor te bereiden. Maar wel al enkele dingen en dat geeft je sporadisch wat gemoedsrust. Je weet inmiddels dat je een wieg voor naast je eigen bed, een bedje voor in de babykamer en een park voor in de living nodig hebt. Je weet welke kleur alles moeten hebben en je hebt de plaats waar je die dingen zult halen beperkt tot enkele mogelijkheden. Je entourage is in gang geschoten. Jonge moeders doneren zakken met kleren en geven nuttige tips over sterilisators en babyfoons. Collega’s hebben nog autostoelen op overschot. Je schoonzus komt de babykamer schilderen. Het geboortekaartje begint vorm te krijgen in je hoofd. Iemand vinden die het kan uitwerken zoals het in je hoofd zit, lijkt al lang niet meer zo onoverkomelijk. Je beseft dat velen je het hebben voorgedaan en dat het jou ook wel zal lukken. Je begint te verlangen naar het kindje en hebt al goesting om je huis te vullen met haar aanwezigheid. En je hebt nog drie volle maanden om alles in orde te brengen! Het komt wel goed.

Eersteklassemensen

Ik heb vastgesteld dat er helemaal niet meer plaats is om te zitten in eerste klasse. De stoelen zijn er breder, maar de mensen zitten er ook breder. Ze vinden dat hun goed recht, want ze hebben ervoor betaald. Ik krijg het vaak claustrofobisch naast die chique meneren in pak die hun schouders breed laten uithangen over de scheidingslijn tussen onze beider stoelen. Zo’n pak is bedoeld om te imponeren, maar een zwangere vrouw geef je toch wat ademruimte, mannen.
Mensen zijn er luider. Terwijl het in tweede klasse heel gemakkelijk is om collega’s en kennissen te ontlopen, zijn er maar enkele eersteklassewagons en zijn er ook maar enkele werkgevers die bereid zijn om voor hun werknemers eerste klasse te betalen. Het zit er dus vol met kletsende collega’s.
Hun gsm’s rinkelen ook luider. Waarschijnlijk krijgen eersteklassemensen belangrijkere telefoons dan tweedeklassemensen. Ze mogen dus het risico niet lopen dat zij – of hun medereizigers aan de andere kant van de wagon – hun telefoon niet horen.
Maar je hebt er wel meer kans op een plaats. En de conducteur kijkt niet na of ik met mijn tweedeklasse-abonnement wel gerechtigd ben op een plaats in eerste klasse. Ik heb nog niemand de omvang van mijn buik zien controleren. Als de trein vol is, kun je als vrouw in de vruchtbare leeftijd dus altijd wel proberen om ongestraft tussen de chique meneren te gaan zitten.

Dingen die leuk zijn aan zwanger zijn …

Tijd voor een positief bericht. Er zijn namelijk ook wel enkele voordelen verbonden aan het hele zwangerschapsgebeuren, met name:

– Ik mag in eerste klasse in de trein.
– Als ik dingen laat vallen, raapt Mehdi ze op.
– Andere mensen moeten zware dingen dragen voor mij.
– Ik mag vloeken als een bootwerker.
– Als ik dingen vergeet, kan ik dat op mijn zwangerschapsdementie steken.
– Als ik te veel snoep, steek ik dat op mijn dochter: die gaat vast een zoetekauw zijn.
– Het beste kindje van de wereld gaat geboren worden.

 

Zwangeren (21-11-2012)

De zwangerschapsnieuwsbrief van Kind en Gezin

Vandaag stond er in de zwangerschapsnieuwsbrief van K&G dat het perfect normaal is dat je je op dit moment van de zwangerschap reuzezorgen maakt over bevallen, over het aanstaande moederschap en over de vaderlijke kwaliteiten van je wederhelft. Dit was de eerste keer dat ik iets herkenbaars of bruikbaars in die nieuwsbrief las. De eerste 14 edities gingen voornamelijk over alles wat kon misgaan. Genre: als je veel buikpijn hebt en misselijk bent, kan het ook een buitenbaarmoederlijke zwangerschap zijn. Wat zijn de twee voornaamste symptomen van een doodnormale baarmoederlijke zwangerschap ook weer? Juist ja. Weer een institutioneel opgelegde overbodige paniekaanval.

Vervolgens trad de borstvoedingslobby in werking: les je zijn dorst met de borst (sic)? Paginalange beschrijvingen van de voordelen van borstvoeding met ergens in voetnoot de opmerking dat als het echt niet anders gaat en als het echt echt echt niet lukt, flesvoeding ook een aanvaardbaar alternatief is (al ben je dan onherroepelijk een slechte moeder). Oké, misschien overdrijf ik een beetje, maar toch, zo lijkt het soms. Ik heb genoeg van het borstvoedingsfascisme!

Maar in de nieuwsbrief voor week 24 stond dus zwart op wit te lezen dat iedereen – zelfs ik – ophoudt met uniek te zijn van zodra er hormonen in het spel zijn. Mijn angsten hebben kennelijk niets te maken met mijn persoonlijkheid als eeuwige piekeraar, met de existentiële vraag of mijn twintigjarige zelf het misschien toch niet bij het rechte eind had toen ze uitschreeuwde Nooit Of Te Nimmer kinderen te willen, met het feit dat ik godbetert nooit met poppen gespeeld hebt –wat-zou-ik-dan-een-echte-baby-willen. Nee, puur hormonaal bepaald en dat het wel weer over gaat … Alweer een beslissing van moeder natuur waar ik geen sikkepit van snap. Stress is slecht voor je kind, maar de hormonen zorgen er wel voor dat elke zwangere vrouw op is van de zenuwen.

De info-avond voor “zwangeren”

Omdat ik me graag zo goed mogelijk wil voorbereiden op iets waar niets je voldoende op kan voorbereiden, zijn we eergisteren naar zo’n info-avond voor “zwangeren” geweest in het ziekenhuis. De verzamelterm alleen al doet me gruwelen. Weg unieke persoon, voortaan ben je zoogdier. En dan zit je daar ook daadwerkelijk in een auditorium gevuld met vrouwen van variabele zwangerheid. Of het een band schept? Niet echt nee.
Diverse onderwerpen kwamen aan bod: gaande van de knip tot de postnatale depressie. Iets vrolijks was er evenwel niet bij. Er passeerden geruststellend bedoelde beelden van epidurale verdovingen, diverse bevallingsposities en keizersnedes de revue. Ze hadden een averechts effect. Na elk gedeelte was er de kans tot vragen stellen. Terwijl de vrouwelijke helft lijkbleek naar het scherm bleef staren, bleek de mannelijke helft niet om een vraag verlegen te zitten. Alsof het voor ons nog niet erg genoeg was met de basisinformatie.

De sessie over de postnatale depressie was ook allerminst opbeurend. Het zit namelijk zo. Blijkbaar bevat de placenta allerhande hormonen die euforisch maken. Bij de bevalling stoot je heel die massa euforie in één beweging uit. Bijgevolg word je na je bevalling droevig. Bij sommige vrouwen een babyblues van enkele dagen, bij andere vrouwen een heuse postpartum depressie. Eerlijk gezegd had ik bij dat onderdeel van de sessie wèl een vraag. Als ik me nu al zó voel, terwijl ik nog inclusief placenta ben, hoe zal ik me dan voelen nadat mijn euforiehormonen de buitenwereld hebben opgezocht?

Op het einde kregen we een virtuele rondleiding op de materniteit. Hoewel ik me tot dan toe erg kranig had gehouden, denkende: ik moet er nu toch door, ik kan er maar beter niet te veel aan denken; werd het mij bij de beelden van de uiterst onherbergzame verlos- en arbeidskamer en als kers op de taart de gewone ziekenhuiskamer in onvervalste jarenzeventigstijl droef te moede.

Ik ben hysterisch huilend naar huis gefietst en heb daar afbeeldingen opgezocht van bevallingsstoelen en andere moedermarteltuigen. Ik kwam tot de conclusie dat ik het NIET ZIE ZITTEN en dat ik nog nooit zo hard tegen iets opgekeken heb in mijn leven.

Maar nu las ik dus in die nieuwsbrief van K&G dat al die emoties doodnormaal zijn. Gewoon rustig blijven, zeggen ze …

het komt wel goed

Het allerleukste aan moeder zijn is volgens mij: zwangere vrouwen de details van je eigen pre-, post- of partum in geuren en kleuren laten geworden. Gisterenavond ging het over aambeien met bloedklonters, malse babyhoofdjes en epidurale verdoving die niet intreedt zoals het zou moeten. Haal een bakje, ik moet overgeven. Of flauwvallen. Of beide samen en dan stikken in mijn eigen kots.

Ik ben kleinzerig! Ik hoor niet te bevallen! Had ik daar nu maar aan gedacht vóór ik de lumineuze inval had om te stoppen met de pil. Dat moment moet een van de meest irrationele van mijn leven zijn geweest. Het probleem is dat zo’n gebrek aan luciditeit niet permanent is naderhand. Bij sommige vrouwen wel schijnt het. Die vertoeven dan vanaf het moment van conceptie op de zogenaamde roze wolk. Dat is volgens mij een hardnekkige fabel, uitgevonden door de superieure übermom om vrouwen die wel blijven twijfelen op te zadelen met een vreselijk schuldgevoel. Enfin, het is te laat voor second thoughts. There’s no way back. En blijkbaar is het ook niet gepast om het woord abortus zelfs maar voor de grap uit te spreken wanneer je in zichtbare staat van zwangerschap verkeert. Laat dat een goede raad wezen voor eeuwige twijfelaars die plannen om zich in de nabije of verre toekomst te laten bevruchten.

Je snapt toch niet waarom dat HCG-hormoon niet geleverd wordt met een overdosis zelfvertrouwen.

Don’t panic (I don’t. I really don’t.)

Ik had me altijd voorgenomen om weer te beginnen bloggen wanneer ik zwanger was, omdat ik dan iets te vertellen zou hebben. Een mommy blogster worden, het leek me wel iets. Maar alleen als ik de goede toon zou vinden. Geen meligheid, wel milde zelfspot. En kijk, nu ben ik zwanger, drie maanden al, maar vind ik geen goede toon. Alleen iets paniekerigs bibberigs krijg ik uit mijn pen gewrongen. Niets mis mee uiteraard, maar niet geschikt voor een breed publiek. Intussen heb ik de indruk dat ik – in tegenstelling tot wat mijn schrijfstijl doet vermoeden – zelfs veel minder panikeer dan voorheen. Er zit een zeer concreet groeiend kindje in mijn buik, maar omdat ik het niet kan zien en niet kan voelen, is het nog altijd maar een conceptje voor me. Ik ben me ervan bewust dat het conceptje ons over een half jaar met de neus op de feiten zal drukken en dat een half jaar verdomd snel voorbijgaat. Maar ik zie geen heil in paniekaanvallen. Natuurlijk ben ik ervan overtuigd dat ik het niet ga kunnen, dat ik mijn kind eten ga vergeten te geven en dooreen ga schudden wanneer het huilt, ik ben er zeker van dat ik een vreselijk slechte moeder ga zijn, dat ik na mijn werk meteen naar huis fiets zonder eerst langs de crêche te gaan en dat ik dat pas uren later zal beseffen, dat ik mijn kinderen ga vergeten in de auto waarop ze zullen sterven van uitdroging, dat ik ze in vuile kleren naar school zal laten gaan, waardoor ze gepest worden, waarna ze suïcidaal worden of drugs beginnen dealen. Tegelijk hoop ik dat ik rampspoed waarop ik voorbereid ben al niet meer kan meemaken. Omdat met kinderen zelden gebeurt wat je had zien aankomen, alles is altijd onverwacht. Dus als ik me nu voorbereid op alles wat mis kan gaan, komt het wel goed. Toch. Toch?

En voor mensen die de neiging voelen om te antwoorden op dat laatste vraagteken: don’t. Just don’t.