Klein geluk #10 – Zolang er zon, muziek en kinderen zijn …

Ik ben geen ochtendmens. Ik ben echt geen ochtendmens. Ik vind mijn bed ’s ochtends altijd zachter en warmer dan ’s nachts, en ik vind het wreed dat scholen en werkdagen beginnen op een uur dat ik me eigenlijk nog eens zou willen omdraaien. Dus vaak moeten wij ons ’s ochtends ontzettend haasten om overal op tijd te geraken.

Maar soms ook niet. Soms staan we vroeg genoeg op om rustig te kunnen ontbijten en te praten met elkaar. En soms is er dan zelfs nog wat tijd over om te dansen. Dan zetten we Bart Peeters op, waar Martha ontzettend grote fan van is. Of zingen we luidkeels mee met ‘Naar de wuppe’, ‘Leef‘ (dé schlager van hun lagereschooltijd) of ‘Mooi, ’t leven is mooi‘ (dé schlager van mijn lagereschooltijd). We dansen als gek, zij springen op en neer in de zetel, wat ze eigenlijk niet mogen, maar ach. En Martha zegt: mama, je danst als een tornado die de hik heeft, en dan dans ik nog wat gekker tot ik totaal buiten adem maar wel heel blij ben. Ik zing luidkeels mee: mooi, ’t leven is mooi, ondanks de tegenslagen, zorgen en pijn …

Dat kan zomaar. Dat je je het ene moment waanzinnig slecht voelt, en het volgende moment als een waanzinnige staat te dansen in je living. Gisteren was ik boos, morgen ben ik misschien verdrietig, maar hier en nu dans ik als een tornado die de hik heeft, en vind ik het leven mooi.

Zolang er zon, muziek en kinderen zijn!

Pak alles wat je ka-a-an …

#kleingeluk #miraclemornings

Klein geluk #9 – Kijk, daar gaat hij met zijn drang …

Een dikke spin valt van de keukenkast naar beneden, recht in de lege emmer van de jelly beans die ik op twee dagen tijd naar binnen heb gewerkt (PMS much?) en valt met een plof neer. ‘We moeten Seppe bellen,’ zegt Thomas, ‘die durft spinnen wegdoen.’ Seppe is drie jaar en woont in Brugge. Hij is ontzettend stoer, maar we gaan het deze keer toch zelf moeten oplossen, vrees ik.

Ik zeg: ‘deze spin heeft geluk dat hij ons huisje heeft uitgekozen voor het weven van een web, want in ons huisje worden spinnen buiten gezet in plaats van opgeveegd.’ (Om mani padme hum*)

Enkele dagen ervoor had ik de Spin Sebastiaan voorgelezen en vervolgens geparafraseerd in mijn platste West-Vlaams, in een versie waarbij de andere spinnen klonken als roddelende ‘oede wuvetjes’, die de spin Sebastiaan achter zijn rug een koppige ezel noemden. Mijn kinderen luisterden aandachtig naar me en keken me verwonderd aan: wat een vreemd wezen is die moeder van ons toch, en wat praat ze raar. Toen het verhaaltje uit was, riepen ze: ‘nog een keer in ’t West-Vloms, mama!’

Ik zet het deksel op de emmer en draag de dikke spin naar buiten. ‘Wel naar de overkant van de straat hé,’ roept Martha me na. Ik schud de emmer uit in het gras. Wanneer ik weer binnen kom, vraagt Thomas vol bewondering: ‘heb je het gedurfd, mama? Heeft Bastiaan gebeten?’. Ik heb het gedurfd, liefje, bedankt, en nee, Bastiaan heeft niet gebeten.

Een kwartier later loopt hij door het huis met een speelgoedgsm aan zijn oor en hoor ik hem dit gesprekje voeren:

– Hallo Bastiaan, is alles goed met jou?
– Hallo, ja, alles is goed, omdat jullie me buiten hebben gezet, dus het gaat goed met mij. Daaaaag.

Je kan míj nu wel opvegen.
#kleingeluk #gewonigheid #ommanipadmehum

(*Dat is een boeddhistische mantra die je kan interpreteren als ‘respect voor al wat leeft’, maar die ik toch vooral toepas op zij die muggen eten.)

13 september

63 zou ze geworden zijn vandaag. Ik kan me er zelfs niets bij voorstellen, een moeder van in de 60.

Ze is al langer dood dan ze ziek is geweest en stilaan herinner ik me haar weer als wie ze eerst was. De goede dingen en de slechte, want ze was niet perfect, mijn moeder. Ze was maar een mens, met al haar onvolkomenheden, net als ik maar een mens ben die fouten maakt. En hoe moeilijk dat blijft, aanvaarden van onszelf dat we fouten maken, maar zeker aanvaarden van een moeder dat ze fouten maakt. Soms ben ik zelfs boos op haar, en voel ik me daar schuldig over, want mag je op iemand die dood is wel boos zijn? Maar vaker voel ik me ontzettend alleen zonder haar.

Ik wil haar vertellen over hoe Martha het stelt in het eerste leerjaar, en weet dat ze zou zeggen dat Martha een klein Sofietje is. Ik wil dat ze kijkt naar hoe ik de dingen aanpak en dat ze zegt dat ik goed bezig ben. Ik wil haar vertellen over hoe hard ik moet lachen met Thomas, wanneer ik zeg dat ik een kindje wil dat luistert en hij kurkdroog repliceert: “Martha luistert toch naar jou.”

Sinds ze dood is, heb ik dit beeld in mijn hoofd van moederen zonder moeder: ik sta helemaal alleen op een hoge berg, met een ravijn achter me, en een ijskoude wind in mijn rug. Er is niemand die mijn rug beschermt tegen die wind, en als ik achterover val, dan is er niemand om me tegen te houden. Ik ben verplicht om in mijn eentje te blijven staan op die berg.

En dat lukt, o ja, dat lukt. Maar het is soms verdomd eenzaam op die berg.

Gelukkige verjaardag, mama. Ze hebben er dit jaar speciaal voor jou een vrijdag de dertiende van gemaakt. (Edit: en Programmeursdag blijkbaar!)

Mama op haar laatste ‘gezonde’ verjaardag, met babymartha en een gebroken voet waarvan we toen nog niet wisten dat hij het einde inluidde

* Ik las deze week Moeder af van Fen Verstappen. Ik werd 131 blz. lang 5 jaar terug in de tijd gekatapulteerd. Het boekje kwam binnen, want zo was het echt. Alle verdriet, alle vertwijfeling, alle wreedheid van je moeder half verliezen. Wat heeft Fen Verstappen het mooi opgeschreven. Ontzettend mooi boekje, ontzettend herkenbaar, vol prachtige zinnen die snijden als messen.

De waarheid achter mijn #instalife

Foto by Jufke Sarah

We fietsen naast elkaar, bergaf door de Driekoningenstraat, van het café waar we hadden afgesproken naar een café dat wel open is vandaag. “Je vakantiefoto’s op Instagram zagen er fantastisch uit”, zegt ze. “Ik weet het, en het was ook een zalige vakantie, ik heb er echt van genoten, maar ik voel me wel een beetje hypocriet, met mijn perfecte plaatjes. Maar ik kan er toch moeilijk #antidepressiva of #mylifeisshitandpiss bij zetten?” Het zou wel eerlijker zijn. Het leven is niet alleen het zonnige, idyllische Instagram-plaatje. Maar belangrijker: het leven is óók het zonnige, idyllische Instagram-plaatje. Ik probeer het allerbeste te maken van een situatie die niet gemakkelijk is. En het lukt me nog ook. Daar ben ik best trots op. Maar ik heb er hulpmiddelen voor nodig. Serotonine in pilvorm. Meditatie (#zitten, waarover later meer). Schrijven (#morningpages). Therapie, al maanden. Mild zijn voor mezelf in het volle besef dat die mildheid momenteel alleen haalbaar is mits artificieel toegediende chemische stoffen die mijn hersenen zelf voorlopig niet meer aanmaken. Boeken met titels als “How to stop feeling like shit”, “What to say when you talk to yourself”* en “Het leven liefhebben door acceptatie”. Zelfhulptroep waarvan mijn bullshitmeter normaal tilt zou slaan, maar die ik nu tot mijn eigen verbazing predik.

Vorige week dobberde ik rond op een zwembad onder de Spaanse zon en ik dacht oprecht: ik wil nergens liever zijn dan hier, nu, met deze mensen. Dít is het leven. Natuurlijk is dit vakantie en is dit niet het echte leven, maar óók dit is het leven, hier en nu. En het is prachtig. Voor mij is dat huge. Ik heb me heel lang, heel vaak, heel slecht gevoeld. Er was een onrust in me waarover ik niets meer te zeggen had. Ik kon niet meer. Ik was op. You can’t pour from an empty cup, zei mijn psychologe. En de vliegtuigmetafoor, altijd weer de vliegtuigmetafoor, de metafoor die op het lijf van elke jonge moeder geschreven lijkt te zijn: in een vliegtuig moet je ook eerst je eigen zuurstofmasker opzetten voor je anderen helpt met dat van hen.

Ik dacht vroeger dat aan jezelf werken en jezelf leren graag zien iets voor new age hippies was. Waarom zou ik mezelf leren graag zien als er zoveel anderen zijn om graag te zien? Waarom zou ik om en aan mezelf geven wat ik ook om en aan anderen kon geven? Zelfzorg schmelfzorg. Maar het is wél belangrijk om voor jezelf te zorgen. There’s only so much to give. En ik was leeg gegeven. Dan moet je wel voor jezelf beginnen zorgen. Dan moet je jezelf wel liefdevolle aandacht beginnen geven.

Nu probeer ik lief voor mezelf te zijn. Mezelf te accepteren. Ik probeer tegen mezelf te praten zoals ik tegen vriendinnen praat. Zonder oordeel. Tegen het ‘nie trunten’-stemmetje in mijn hoofd zeg ik: ik hoor je nog wel, maar ik luister niet meer naar je. Want niet alleen heb ik me heel slecht gevoeld, bovendien zei ik tegen mezelf dat ik me niet slecht mócht voelen. Daar ben ik mee gestopt. Ik mag me slecht voelen, ik mag me ook goed voelen. Het mag er allemaal zijn. Ik kijk ernaar en accepteer het. Ik oordeel er niet meer over. Mijn onrust en mijn verdriet dek ik elke dag toe met een warm dekentje, ik fluister ze liefdevol toe en zorg ervoor. Maar ik laat ze geen beslissingen meer over mijn leven nemen. Ze mogen er zijn, maar ze mogen mij niet meer leiden.

Ik ben er nog lang niet, ik kom van ver en heb nog een lange weg te gaan. Maar het lukt me steeds beter, in het hier en nu leven. Ik durf het leven aan. Ik durf het leven in de ogen te kijken en het te omarmen. The full catastrophe of life. Ik loop op één of ander pad richting verlichting en zelfliefde, en ik zou er cynisch over kunnen doen, zoals ik gewoon ben te doen, maar de realiteit is dat het nodig was, en dat het tijd was. Ik hoop dat ik weldra op een punt kom dat ik de chemicals niet meer nodig heb en dit alles op eigen kracht kan doen, maar voorlopig ben ik blij met het extra duwtje in de rug.

Ik vond het moedig om niet bang te zijn om te sterven. Nu weet ik dat echte moed is: niet bang zijn om te leven.

* Het eerste boek las ik en raad ik aan. Het tweede boek las ik niet zelf. Ik nam een shortcut door naar de fantastische ‘By the book‘-podcast te luisteren, twee heerlijke dames die me hardop doen lachen. In het derde boek lees ik al meer dan een jaar nu en dan een stukje.

Juli

Twee keer twee kinderen spelen doktertje en ik ben hun patiënt. Ze pakken mijn handen en voeten in met verband, meten mijn koorts en mijn bloeddruk, luisteren naar mijn hart. “En nu een spuitje,” zegt hij, “een spuitje om dood te gaan.” “Het is er de tijd van het jaar voor”, zeg ik grijnzend. Gelukkig kan mijn zus ermee lachen. We weten zeker dat ook mama ermee had kunnen lachen.

We fietsen de stad in en halen ijsjes bij Da Vinci. Dit jaar bevinden we ons aan de zonnige kant van de wrede julimaand. De kinderen spelen. Ze zijn blij dat we samen zijn. Wij ook. We lachen en vieren het leven. Het is er de tijd van het jaar voor.

Klein geluk #8 – Zoon

‘Mag dat jongetje al alleen op stap?’, vraagt hij over zijn schaduw die veel langer is dan hij. ‘Zo’n grote jongens mogen alleen op stap, maar dit jongetje kan dat niet, want die zit vast aan jouw voeten, kijk maar’, zeg ik. Hij lacht. ‘Nee, dat is gewoon mijn schaduw, mama.’

‘Pas op, die mensen gaan op ons trappen,’ zeg ik. Een vrouw zet haar voet neer op mijn schaduw en ik roep zachtjes: ‘au, au au’. De vrouw schrikt, kijkt om en lacht dan luid. Mijn jongetje schatert. Hij kijkt naar me op met een twinkeling in zijn helderblauwe ogen. Ooit zal hij ze rollen om mijn domme moppen, maar nu vindt hij mij nog grappig.

(#kleingeluk #gewonigheid)

Schrijfster. Zwart op wit.

Als je mij vroeger vroeg wat ik later wilde worden, zei ik steevast: schrijfster. Ik legde de lat niet laag voor mezelf: ik zou mezelf pas schrijfster noemen als ik even goed was als Roald Dahl of Annie MG Schmidt. Het probleem daarmee was natuurlijk dat ik heel lang niets durfde te schrijven. Toen ging ik naar de academie en daar leerde ik dat je om jezelf schrijver te noemen, vooral moet … schrijven. Schrijven, schrijven, schrijven, en nog eens, je raadt het al, schrijven. Gelezen worden, dat komt later wel. Graag gelezen worden: misschien. Door iedereen graag gelezen worden: een illusie. Maar dat maakt ook niets uit. Het gaat er dus om dat je: SCHRIJFT.

Dat hebben ze bij Creatief Schrijven goed begrepen. Het is geloof ik zelfs zo’n beetje hun business model. Daarom hebben ze nu ook een boek gemaakt met schrijfopdrachten voor mensen die net als ik schrijver/schrijfster willen worden, maar niet goed weten waar te beginnen. Maar bovenal is het boek een bloemlezing van teksten van aspirant-schrijvers die Vitalski selecteerde op het platform Azertyfactor dat vijf jaar bestaat.

Eén van de verhalen die Vitalski koos, is mijn Flitsverhaal Opruimen, dat eerder ook al door David Troch tot tip van de week werd bekroond. Mijn verhaal staat nu met andere woorden zwart op wit gedrukt, op papier, in een heus boek, zo één waar je dus door kan bladeren en aan kan ruiken.

Ook mijn blogbuurvrouw Rafelkath staat overigens in het boek, met een erg grappig verhaal.

Zondag wordt het boek voorgesteld op de boekenbeurs. Ik ben daar erg benieuwd naar (uiteraard!). Bovenal is dit boek met schrijfopdrachten voor mij alvast een broodnodige trap onder mijn kont om weer meer te – allemaal in koor – schrijven!

Bij de dood van Philip Roth

He had learned the worst lesson that life can teach – that it makes no sense. And when that happens the happiness is never spontaneous again. It is artificial and, even then, bought at the price of an obstinate estrangement from oneself and one’s history.

(Philip Roth, American Pastoral)

Ik heb nu al zoveel boeken gelezen, en je zou verwachten dat ik inmiddels iets van het leven begrijp, maar de waarheid is dat ik er integendeel steeds minder van begrijp, want elke keer dat ik iets scherp krijg, gaat al de rest weer uit focus. Maar daar dienen die boeken natuurlijk voor, om nu eens dit en dan weer dat scherp te krijgen, zodat je even in de illusie kan vertoeven dat je er iets meer van begrijpt, om vlak daarna weer tot het besef te komen dat je er nu nóg minder van begrijpt.

Wie beter dan wie ook begreep, dat er niets te begrijpen valt, was Philip Roth. Nu is hij dood. Hij was 85 en schreef al jaren niet meer, en hoewel het tegen mijn principes is om te rouwen om iemand die ik niet persoonlijk kende, ben ik er de hele dag klote melancholisch over geweest. Ik niet alleen trouwens. He was all over my Facebook. Dat zowat alle Gentse germanisten Philip Roth lazen op ’t unief en sindsdien elk jaar een beetje kwaad werden dat hij wéér de Nobelprijs niet won, is daar niet vreemd aan. Onze eeuwige gedoodverfde Nobelprijswinnaar. Als het Nobelprijscomité nog niet in diepe crisis was, ze zouden het nu moeten zijn.

Eerst dacht ik nog: kan ik hem wel tot mijn lievelingsschrijvers rekenen als ik maar twee boeken van hem las? Maar toen ging ik naar mijn zolder en vond ik er acht boeken terug waarin ik ooit met potlood of vulpen enthousiast heb zitten onderlijnen en noteren. Het is niet dat ik vergat dat ik die andere boeken las, het is gewoon dat die eerste twee zo’n immense impact op me hebben gehad dat ik Roth altijd reduceer tot American Pastoral en The Counterlife. De postmoderne trucjes van The Counterlife waren een totale revelatie voor mij toen ik dat boek voor het eerst las. En door American Pastoral heb ik geleerd dat een boek zo in je hoofd kan kruipen dat je er zelfs vijftien jaar later nog steeds aan moet denken elke keer dat je handschoenen aandoet. Een schrijver die in staat is om je blik op zoiets futiels en alledaags zo fundamenteel te veranderen, moet wel een groot schrijver zijn. En dat was hij ook. Vandaag herlas ik zijn boeken aan de hand van de quotes die ik er destijds in onderlijnd heb. Hij heeft alles verteld wat er te vertellen valt over mensen. Alles. Over eenzaamheid, over passie en over hoe het leven totaal geen steek houdt. Hij leerde me zoveel. Als je hem nog niet las, doe het dan nu. Nu zijn boeken nog warm zijn. Zelf moet ik dan misschien maar eens eindelijk Portnoy’s Complaint lezen, het boek dat al sinds de eeuwigheid in mijn shortlist van dringend te lezen boeken staat.

Yes, alone we are, deeply alone, and always, in store for us, a layer of loneliness even deeper. There is nothing we can do to dispose of that. No, loneliness shouldn’t surprise us, as astonishing to experience as it may be. You can try yourself inside out, but all you are then is inside out and lonely instead of inside in and lonely. My stupid, stupid Merry dear, stupider even that your stupid father, not even blowing up buildings helps. It’s lonely if there are buildings and it’s lonely if there are no buildings. There is no protest to be lodged against loneliness⎯not all the bombing campaigns in history have made a dent in it. The most lethal of manmade explosives can’t touch it. Stand in awe not of Communism, my idiot child, but of ordinary, everyday loneliness.

(Philip Roth, American Pastoral)

Er zijn geen hokjes in mijn hoofd

Soms is het leven overweldigend. Het kan zomaar gebeuren. Enkele nachten te weinig geslapen, te veel gepiekerd, en enkele dagen te weinig alleen geweest met mijn gedachten, en plots begin ik onbedaarlijk te huilen, de hele autorit van Brugge naar Antwerpen, om maar een voorbeeld te geven. Als iemand me zou vragen: waarom huil je nu, kan ik alleen maar zeggen: om alles. En zo is het ook. Ik huil dan omdat mijn moeder dood is, omdat Meggie dood is; ik huil omdat ik eenzaam was als kind, en ik huil van ontroering omdat ik later wél verwante zielen tegenkwam; ik huil omdat de muziek die ik hoor zo schoon is, en ik huil omdat de Kennedytunnel zo lelijk is. Ik huil omdat ik mijn kinderen doodgraag zie, maar dat ik ze evengoed achter het behang wil plakken. Ik huil, omdat het leven een rommeltje is (maar de meest wonderlijke rommel). Ik huil omdat ik het moederschap zonder moeder zo zwaar vind, en had ik dat nu echt niet op voorhand kunnen weten? Ik huil omdat het leven te veel is voor me, en tegelijk niet genoeg. Ik huil, omdat ik niet weet waar eerst te beginnen. Ik huil omdat ik niet weet waar het ophoudt. Ik huil, en dan stop ik, en dan begin ik opnieuw. Alles komt ongefilterd binnen. En ’s avonds ga ik naar het zesde metaal en ik huil nog wat, want de kraan stond toch al open en ook Wannes komt ongefilterd binnen. Mijn zenuwen liggen bloot. Alles valt over elkaar heen. Mijn hoofd is gelijk een kuip mortel die van een stelling valt. (Of als mijn living nadat mijn kinderen gepasseerd zijn.) Er zijn geen hokjes in mijn hoofd om dingen in weg te duwen. Het is zo verschrikkelijk vermoeiend om zo intens te voelen, maar ook zo verschrikkelijk schoon.

een kwestie van organisatie #2

Mijn droogkast is uiteindelijk geleverd. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde gehad en de nodige assertiviteit vereist, maar hij staat er! Hoera. Helaas is in de tussentijd mijn wasmachine kapot gegaan, uiteraard. Ik heb een abonnement op Alanis Morissette. Het hele huis davert op zijn grondvesten tijdens het centrifugeren, foute boel. De hersteller komt woensdag, en zodoende staat mijn kelder nog steeds vol vuile was. Die lakens en handdoeken van nieuwjaar heb ik echt niet zo dringend nodig. Als ze tegen december gewassen zijn, zit ik op schema. Maar een week zonder proper ondergoed, dat is zelfs voor mij een brug te ver. Dus ik heb mijn zaterdagochtend toch maar in de wasserette doorgebracht. Er zijn weinig plekken die zo ongenuanceerd lelijk zijn als de wasserette. Er hangt een nadrukkelijke eenzaamheid in de lucht. Het is een plek waar je niet wil zijn. Tenzij … je moeder bent van twee kleuters, die je thuis in het lawaai en de rommel kan achterlaten om een uur op een stoel te gaan zitten met je Kobo, een croissantje en Tom Waits. Ja, het is er koud, maar je hebt een dikke jas aan. Ja, die stoel is hard, maar je kan erop blijven zitten zonder dat iemand ‘mama’ roept. Me-time! Ik ga die hersteller afbellen denk ik.