Het is vandaag World Mental Health Day en ik heb zopas een heel tof boek uitgelezen dat over therapie gaat, met name Maybe you should talk to someone (vertaald als Misschien moet je eens met iemand praten?). Ik denk niet dat ik het al ooit eerder met een non-fictie-boek had dat ik niet kon stoppen met lezen, mijn Kobo meenam in de middagpauze op het werk en op een doordeweekse maandag doorlas tot een stuk in de nacht om het boek toch maar te kunnen uitlezen. Het leest dan ook als een roman, het is – vreemd genoeg – spannend, en ondanks de zware materie best grappig en luchtig geschreven. Ik hield van de ‘personages’, van Lori, van Charlotte, van Wendell, van Julie, van Rita, en zelfs van John. Dat is wellicht omdat de schrijfster zo liefdevol over hen schrijft. Veel reminders voor mezelf gelezen. Veel onderlijnd. Alleen had ik op het einde wel wat vragen bij het feel-good-sausje. Het zal vast niet altijd allemaal zo mooi samenkomen en zo goed aflopen, toch? Niettemin een heerlijk én hoopgevend boek.
Het boek heeft me bovendien geïnspireerd om zelf iets te schrijven over therapie, want als Lori Gottlieb zich zo kwetsbaar durft op te stellen ten overstaan van heel de wereld, dan durf ik dat ook wel ten overstaan van het kleine stukje van de wereld dat mijn blog leest.
Besluiteloosheid als diagnose
Ik had niet zo’n duidelijk beeld van wat ik met therapie wilde bereiken toen ik ermee startte in 2015 in de nasleep van het overlijden van mijn mama. Ik dacht dat ik hulp zocht om met die rouw om te gaan, maar de gesprekken bleken telkens over andere zaken te gaan dan wat ik gepland had te bespreken. Niettemin stuurde de eerste therapeute me na vijf keer wandelen in de veronderstelling dat ik mijn zaakjes prima op orde had en het verder wel alleen aan kon. Een jaar of twee later was de nood opnieuw hoog, en ging ik langs bij mijn huisarts die me doorverwees naar een andere psycholoog. Ook hij had na een paar keer de indruk dat ik het allemaal wel onder controle had. Net als de volgende therapeute die zei: eigenlijk is er niets mis met jou, behalve dat je nood hebt aan een goede babbel met je moeder en dat dat niet meer kan.
Toen ik een half jaar later weer huilend bij mijn huisarts zat, maakte zij een haarscherpe analyse van wat mijn probleem was: een combinatie van een uitstekend zelfinzicht en het extreem goed kunnen verwoorden. Ik leg uit aan therapeuten wat mijn probleem is en welke oplossingen ik zie. Ze sturen me buiten in de veronderstelling dat ik het ook wel zal oplossen. Maar ik ga naar huis en ik blijf in de chaos en de besluiteloosheid hangen. Mijn huisarts zei: maar ik ken je al wat langer dan die therapeuten, en vanaf nu blijf je naar mij komen tot ik het gevoel heb dat je wél dingen hebt opgelost. Een half uur bij de huisarts had me een inzicht gegeven dat geen enkele therapeut me tot dat moment gegeven had. (Al die therapeuten hebben me elk op hun beurt overigens wel geholpen en elk van hen heeft me inzichten gegeven, en me een duwtje in de juiste richting gegeven, dus ik wil zeker niet gezegd hebben dat ze hun job niet goed deden, integendeel. Het is alleen dat ik zelf ook hun job te goed deed.)
Mildheid en acceptatie als remedie
Daarna verwees een vriendin me naar haar psychologe, die nu al bijna een jaar mijn psychologe is. En zij is goed. Ze stelt de juiste vragen, ze geeft me erkenning en accepteert me zoals ik ben, waardoor ze me motiveert om dat ook voor mezelf te doen. Op een milde, vriendelijke manier doorprikt ze mijn denkfouten. Ze geeft me vrijblijvend advies, zonder te pushen: ‘ik denk dat het beter is om…’. Soms duurt het maanden voor ik haar advies opvolg, maar altijd moet ik toegeven dat ze gelijk had. Ze is wat ik nodig heb.
Nochtans had ik in het begin het gevoel dat ik nergens geraakte met die hele therapie. Ik ratelde maar het hele uur vol, en op het einde was ik geen millimeter dichter gekomen bij de essentie. Toen ze op het einde van dat uur vroeg: wil je nog een volgende afspraak maken, meende ik er altijd een oordeel in te horen in de zin van: heeft dit wel zin? Dat oordeel had zij niet, dat lag volledig bij mij, want zij oordeelt niet. Ik dacht zelf: wat is het nut hiervan? Waarom doe ik dit? Waarom betaal ik hier zoveel voor*?
Maar de laatste tijd merk ik elke dag aan mezelf wat het effect is van therapie. De mildheid die ik al jaren predik, kan ik eindelijk, eindelijk, toepassen op mezelf. Ik kan mezelf accepteren zoals ik ben. Als ik verdriet heb, heb ik verdriet. Ik zeg niet meer tegen mezelf dat ik geen reden heb om verdrietig te zijn, of dat mijn verdriet niets voorstelt in vergelijking met dit of dat verdriet. (“There’s no hierarchy of pain. Suffering shouldn’t be ranked, because pain is not a contest”, herinnert Lori Gottlieb zich als één de belangrijkste dingen die ze leerde tijdens haar opleiding). Als ik boos ben, ben ik boos. Ik hoef geen erkenning meer te krijgen van de persoon op wie ik boos ben om mijn eigen boosheid terecht te vinden. Als ik blij ben, ben ik ook echt blij, en is er geen stemmetje dat in mijn oor fluistert dat ik maar beter niet te blij kan zijn want voor je het weet gaat alles weer om zeep.
Ik zou schrijven dat mildheid en acceptatie de sleutels tot een gelukkig leven zijn, maar ik ben inmiddels ook een beetje #teamdirkdewachter geworden, en ik oefen mezelf in de kunst van het ongelukkig te zijn. Maar mildheid en acceptatie zijn in elk geval wel sleutels tot een rijk, vol en écht leven. Het is verdomd hard werken om die mildheid en acceptatie te bereiken, maar het is tegelijk het nuttigste werk dat ik ooit heb gedaan.
* Ik besef wel dat ik de immense luxe heb om dat te kúnnen betalen. Therapie is echt pokkeduur en het is totaal schandalig dat niet iedereen er toegang toe heeft, en dat er nog steeds geen deftig terugbetalingssysteem is voor iets zo basic als het mentale welzijn van mensen. Ook dat vind ik toch belangrijk om even te vermelden op World Mental Health Day.