Dinsdag wordt Martha één jaar. Hoe de omstandigheden ook zijn, je kan en mag niet aan de eerste verjaardag van je kind voorbijgaan. Dinsdag krijgt ze een kroon en een pannenkoek en wel duizend zoentjes. Dinsdag trekken we de laatste ‘maandfoto’. Dinsdag gaan we met ons gezin op stap. Dinsdag gaan we het eerste levensjaar van ons wonderkind vieren alsof er niets aan de hand is.
Woensdag gaat mijn mama weer onder het mes. Haar botluik wordt teruggeplaatst. Het lijkt een enorme stap terug. Narcose. Kunstmatige coma. In spanning afwachten bij de telefoon op nieuws over de operatie. Wachten in de gang tot de deuren van de afdeling intensieve zorgen opengaan voor het bezoekuur. De wrange geur op die afdeling. Wachten tot ze wakker wordt. Wachten tot haar verband weg mag. Wachten tot de wonde geneest.
Zondag is het Martha’s verjaardagsfeestje. Zondag zijn er ballonnen, cadeautjes en taart. Zondag is het feest. Iedereen zal blij zijn. Maar ook een beetje verdrietig. En in gedachten een beetje in het ziekenhuis. Ik zal me naast blij ook schuldig voelen. Omdat we feest vieren zonder dat mama erbij kan zijn.
Ik had het me anders voorgesteld. Iedereen zou naar Berchem komen. We zouden de tafel uitschuiven en alle stoelen van de zolder halen. Mijn mama zou hier toekomen met een stralende glimlach, kleurrijke kleren en vol trots op haar kleinkind, haar god. Ze zou snel snel haar sigaretje oproken aan de voordeur om snel snel naar binnen te kunnen lopen en Martha te knuffelen. De oma’s zouden een beetje van ‘bomma Wilrijk en bomma Berchem’ spelen (zie Loslopend wild) en vechten om Martha op de schoot te mogen nemen. Iedereen zou blij zijn en Martha helpen om haar eerste kaarsje uit te blazen. Iedereen zou veel te lang blijven plakken hoewel het de volgende dag werkedag is. Maar dat zou niet erg zijn, want het is maar één keer Martha’s eerste verjaardag.
Een ander scenario was ondenkbaar …