Maandelijks archief: februari 2013

leven in dit land …

We leven in een land waar je 6 maanden effectieve gevangenisstraf krijgt voor het vernielen van 20 aardappelplantjes, maar niet eens geschorst wordt wanneer je in functie een mens doodslaat.

We leven in een land waar het ‘beste onderwijs’ van Europa betekent dat we op allerefficiëntste wijze kansarmoede versterken.

We leven in een land waar de grootste partij de grootste arbeidersbeweging kapot probeert te krijgen. En we doen allemaal gretig mee. Ook gewone werkende mensen, voor wie de vakbonden nog steeds meer betekenen dan de werkgevers die alleen met dikke tegenzin onze lonen betalen, maar er alles aan doen om het zo laag mogelijk te houden, ook het collectieve journaille, alles en iedereen is tegen die naïeve ouderwetse bonden en praat de praatjes na van mensen die het voor ons heus niet beter willen maken.

We leven in een land waar je alleen mag profiteren van onrechtvaardige maatregelen als je er verder je mond over houdt. Ethisch denken en opkomen tegen dingen die niet te verantwoorden zijn, betekent de wind van voren krijgen als je er toch gebruik van durft maken. We leven in een land waar mensen die ethisch denken steeds worden gepakt op ‘niet consequent zijn’ door mensen voor wie het veel gemakkelijker is om ‘consequent’ te zijn omdat ze al niet ethisch hoeven te zijn. We leven in een land waar bdw zonder enige kritiek een vliegtuig naar Engeland mag nemen, maar waar de bakfietsbobo te kakken wordt gezet als hij een niet-herbruikbaar plastic zakje vraagt in de supermarkt. Waar je beter elke dag een volledig koebeest kunt verslinden, dan jezelf flexitariër noemen.

(Nu ik dat allemaal opschrijf, realiseer ik me dat ik me voor ik Mehdi kende maar over de helft van deze dingen druk hoefde te maken.)

Soms vraag ik me af of het wel een goed idee is om in zo’n land, zo’n wereld een kind groot te brengen. Elke verstandige mens vraagt zich dat wel eens af. Maar op sommige vlakken halen emoties het van de ratio. En dat is maar goed ook.

“Ik stel alleen vast dat …” is het nieuwe “Ik heb zoiets van …”.

“Ik heb zoiets van …”, dat hoor je wel nog eens, maar niet meer zo vaak als enkele jaren geleden, toen iedereen zoiets van had.
Daarna werd het vervangen door “Ik ben zo iemand die …”. Die trend was volgens mij te wijten aan het toenemende gebruik van sociale media. Je hield plots niet meer alleen van je kussen omdraaien naar de koude kant als je het te warm had ’s nachts, nee, je maakte nu deel uit van de groep mensen die hun kussen omdraaien naar de koude kant als ze het te warmen hebben ’s nachts. “Ik ben zo iemand die zijn kussen omdraait naar de koude kant” of “Ik ben zo iemand die van rood houdt.” Je was nooit meer uniek met iets, je deelde plots altijd alles met een groep van mensen en dan kon je zelfs virtueel lid worden van die groep.
Nu is er weer een nieuwe trend in taalgebruikersmiddens, met name: “Ik stel alleen vast dat …”. Dat wordt het vaakst gebruikt in interviews met politici en ander machtig gespuis. Waarschijnlijk ligt die evolutie eraan dat de pers tegenwoordig niet meer veel meer te bieden heeft dan een verzameling meninkjes en opinietjes. Objectieve berichtgeving is niet meer aan de orde. Als je iets zeker wil weten, moet je vijf pro’s en contra’s met elkaar vergelijken en dan weet je misschien iets, maar meestal nog steeds niet. Politici en ander machtig gespuis willen met het gebruik van “ik stel alleen vast …” volgens mij dus uitdrukken dat ze zich baseren op feitelijkheden om hun zoveelste meninkje te verkondigen. Ze willen de suggestie van geloofwaardigheid wekken door te beweren dat ze zich beroepen op een objectieve vaststelling. Wat valt daar tegenin te brengen, behalve: ‘beauty is in the eye of the beholder’ en al de rest dus ook.

gelukkig worden voor dummies

Ik jaag me te veel op in dingen waar ik toch niets aan kan doen. Het is moeilijk een evenwicht te vinden tussen geïnformeerd zijn en het toch allemaal niet aan je hart laten komen. Daarom probeer ik middels enkele simpele ingrepen stress en vermoeidheid te reduceren. Het is met wisselend succes.

– alleen nog opinies en columns lezen van mensen met wie ik het meestal eens ben en die een gedachte coherent kunnen formuleren, zodat ze me niet enerveren wanneer ik het er niet mee eens ben. Aangezien die zeldzaam zijn (Tom Naegels, Eva Berghmans & Marc Reynebeau), scheelt dat een pak in tijd.
– in de trein ’s morgens in Game of Thrones lezen en de krant voor ’s middags bewaren. Dat is al een halve dag uitstel van woede.
– nee durven zeggen.
– alle berichtgeving over onze burgemeester-in-bijberoep (© Tom Lanoye) negeren.
– bij uitbreiding: idem voor de hele n-va en het Antwerpe stadbestuur. Maar dat is het moeilijkste. Want elke keer dat ik denk: “nee, gortiger zullen ze het nu niet meer maken”, komt Liesbeth Homans vertellen dat ze medische hulp willen verbinden aan ‘vrijwillige’ terugkeer of dat ze aan het vreemdelingenloket voortaan een aderlating zullen vragen i.p.v. een administratieve kost. Dan valt mijn gat open van verbazing en ga ik weer aan het Repelsteeltje-trappelen.
– minstens twee keer per week ‘NIETS’ in mijn agenda schrijven en omcirkelen. Als mensen vragen of ik al plannen heb die dag, ja zeggen. Me daar niet schuldig over voelen.
– van twittter wegblijven, zeker wanneer de bonden betogen.
– niet meer naar terzake kijken.
– zeker niet meer naar terzake kijken met Mehdi.
– mijn eigen goesting doen en niet luisteren naar mensen die vinden dat ik beter zus of zo …

Ik word er niet slimmer van, maar wel gelukkiger, zoals gezegd met wisselend succes.

De comeback van David Bowie

Vorige week was ik in gesprek met twee leeftijdsgenootjes en hun naar eigen zeggen ‘oude venten’. Het ging over ons geboortejaar en de ‘oude venten’ somden op wat ze zich er nog van herinnerden. “1985, dat is een jaar na de comeback van David Bowie”. Ik vroeg: “De comeback van David Bowie, is dat niet nu, in maart 2013?”. “Ja, maar toen maakte hij ook al eens een comeback”, beweerden ze. Nu had ik tot nu toe helemaal níets met David Bowie –  behalve dan misschien voor die korte passage in Twin Peaks. Maar nu zijn nieuwe plaat uitgerekend is voor 12 maart, in mijn hoofd beter bekend als d-day, en zijn vorige comeback plaatsvond in het jaar tussen Mehdi’s en mijn geboortejaar, kan ik toch niet anders dan toch een beetje fan worden. Ik heb even opgezocht of hij toevallig geen liedje heeft met mijn uitverkoren naam. Helaas niet. Toch maar eens een fanbrief schrijven misschien …

sire, er zijn geen gentlemen meer

Nu ik bijna aan het eind van deze zwangerschap ben gekomen, wil ik een vaststelling met jullie delen: alleen vrouwen staan hun plaats af aan zwangere vrouwen in de trein, voornamelijk jonge vrouwen. Het zal een kwestie van empathie zijn. Eén keer is in al die tijd een man opgestaan, maar die moest er eerst over fezelen met zijn collega: “verwacht die nu dat wij rechtstaan?”. Ik bleef iets te lang en te dik staan en het werd gênant om nog te blijven zitten, dus hij heeft uiteindelijk correct geoordeeld dat ik inderdaad verwachtte dat hij rechtstond. Gentlemen zijn gedateerd, blijkbaar. Jonge vrouwen zien een zwangere vrouw opstappen en twijfelen geen moment, noch hoeven ze er eerst over te fezelen: die is zwanger, dus voor haar is het lastiger om recht te staan dan voor mij. Punt. Mannen zien een zwangere vrouw opstappen en denken: nou, die is toch niet gehandicapt en ik ben mijn krant aan het lezen.

Normaal gezien ben ik voor mijn leeftijd nogal feministisch, maar tegelijk vind ik dat er ook nog zoiets bestaat als goede manieren. Het is niet omdat vrouwen nu ook gaan werken en mogen deelnemen aan het maatschappelijke debat dat er geen elementaire beleefdheid meer moet zijn. Ook niet-zwanger kon ik me behoorlijk ergeren aan de jongemannen die me verdrumden om toch maar als eerste een zitplaats te veroveren in de trein. Waar zijn jullie manieren, gentlemen? Spreek ik mijn voornoemde feminisme tegen als ik vind dat jonge mannen altijd voorrang moeten geven aan vrouwen voor een zitplaats? Gewoon omdat het beleefd is en omdat ze het vroeger ook deden, voordat vrouwen even zware werkdagen hadden als mannen? Waarschijnlijk wel, maar niettemin: voor een zwangere vrouw sta je op. Punt.

return to sender

Zwanger zijn is het beste dieet ooit! Al gaat die redenering blijkbaar alleen maar voor mij op en krijg ik voornamelijk kwade blikken als ik die gedachte luidop uitspreek. Maar bijna elke dag alles wat geen chocolade is uitkotsen brengt op. Ik ben nog maar zes kilo bijgekomen op acht maanden zwangerschap. Drie kilo baby, een placenta, wat vruchtwater, een extra cupmaat en veel ruimte voor vet schiet er niet meer over. Ik voel me daar niet schuldig over. Het kind neemt wat ze nodig heeft. Desnoods eet ze stukjes van de moeder. Dat is zo ingenieus aan zo’n zwangerschap. Je moet echt al helemaal niets meer eten of binnenhouden om je baby schade te berokkenen. Anorexia is bijvoorbeeld niet aan te raden in combinatie met een baby in je lijf. Eens zo’n baby stukjes van je spieren begint op te eten, is dat behoorlijk onomkeerbaar. Maar mijn baby heeft alleen maar overbodige stukjes van mij genuttigd, telkens ze met een harde trap van haar kleine voetjes de boodschap ‘return to sender’ naar mijn maag stuurde. Dank u, lieve kleine parasiet.

ode aan mijn nieuwe buurt

Toen ik in de Wolstraat woonde, boven de Groene Waterman in de Consciencebuurt om de hoek van het Letterenhuis, dacht ik: does it get any more poetic than this? En heb je ooit, it does! Mijn nieuwe buurt is nog poëtischer en op een veel ongedwongener manier. Zo passeert er hier geregeld een karretje met luidspreker om oud ijzer op te halen. Het bandje dat ze afspelen, gaat als volgt: “Oud ijzer. Koper. Lood. En zink. Platte batteries. En ook oude wrakken van auto’s.” Het klinkt zo ritmisch en repetitief dat ik er telkens voor de rest van de dag mee in mijn hoofd zit. Readymade poëzie. En daarnet ben ik door het gat in de haag naar mijn volkstuintje gekropen. Hoe Jip & Janneke is dat! Ik heb “mijn” volkstuintje dus eindelijk gevonden. Het zegt: “je herkent me aan mijn betonmolen.” Dat betekent dat we nu een tuin in de zon hebben. Toevallig schijnt op dit eigenste moment ook het allereerste waterachtige zonnetje. Het schreeuwt me toe: de lente komt eraan. Ik verlang al!

Verregende Repelsteeltje

Toen ik vanmorgen naar de bus liep, zag ik op een willekeurige struik van de buren een verregend Repelsteeltje-boek liggen. Ik moet dringend eens beginnen met altijd mijn fototoestel mee te nemen, want het boek lag er heel aandoenlijk, kletsnat en totaal uit de context gegrepen. Nu zit dat surrealistische beeld in mijn hoofd, maar kan ik het niet delen. Het deed me eraan denken hoezeer voor ons Repelsteeltje al lang niet meer geldt dat ‘niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet’. Maar ze kan wel zo hard trappen dat ze op een dag misschien door de grond zal zakken.  

Vijftig tinten groen

Dat je smaak verandert als je zwanger bent, is genoegzaam bekend. Plots dingen lusten die je voorheen niet lustte, en plots walgen van lievelingsgeuren als koffie of vis. Mijn enige ervaring met het eerste fenomeen is dat ik een tijdje geleden appelmoes heb gegeten zonder ervan over mijn nek te gaan. Van het tweede had ik veel meer last. Die keer dat Mehdi pangasiusfilet klaargemaakt had en dat ik alleen al door hem het met smaak te zien opeten op de Olympische spelen de 100 meter projectielbraken had kunnen winnen. Ik ben er nog niet goed van, en kan niet goed naar een pangasiusfilet kijken zonder daaraan te moeten denken. Ik weet niet of ik ooit nog pangasiusfilet zal kunnen eten. En pizza! Hoe goor is pizza!

Maar wat ik nog nooit gehoord heb, is dat je ook een nieuwe lievelingskleur kunt krijgen als je zwanger bent. Begin juli ben ik maniakaal groene dingen beginnen kopen, terwijl ik voorheen helemaal niets met groen had – toch niet met de kleur. De oogst tot nu toe: twee groene handtassen, een groene portefeuille, een groene blazer, twee groene wintersjaals, groene wanten en een groene muts, een groen sjaaltje voor de zomer, groene truitjes, groen beddengoed, groene accessoires voor de baby-uitzet, groene muren in de babykamer. Ik ben ook nog naar de Groenenhoek verhuisd, maar dat stond al langer vast. Mehdi heeft maar net kunnen verhinderen dat ik mijn living groen geschilderd heb. Onze autoconsultant had een heel steekhoudend argument om geen groene auto te kopen, want ik was het serieus aan het overwegen.

Mehdi is nu een beetje bang dat ik ga thuiskomen uit het moederhuis en dat hij prompt de babykamer zal moeten overschilderen en allemaal nieuwe dingen op kapaza zetten omdat ik ineens een hekel heb aan groen. Anderzijds hoopt Mehdi ook wel een beetje dat ik het op een dag gehad heb met groen – maar dan niet met de kleur.