Maandelijks archief: november 2015

Brieven aan mama #3

Bang, banger, bangst

Mama, ik ben bang. Ik probeer om het niet te zijn, maar ben het toch. Het is al een tijdje dat ik altijd wel voor iets bang ben: wiegendood, CO-vergiftiging, brand. Angsten die worden ingegeven door vermoeidheid en emoties. Angsten die altijd weer wegebben tegen de ochtend. Maar plots zijn er reële angsten voor de wereld daarbuiten. Plots is er angst die niet minder wordt ’s ochtends, integendeel. Die boze wereld waartegen ik mijn kindjes niet kan beschermen komt nu heel dichtbij. Jij stond vroeger altijd klaar met geruststellende woorden. Ik vraag me af wat je hiervan zou zeggen. Of je het nu ook zo gemakkelijk zou hebben om mijn angsten weg te wimpelen.

Niettemin heb ik deze week bijna elke dag de trein genomen. Het was met een klein hartje, dat geef ik toe. Maar er zal nog veel moeten gebeuren voor ik me veiliger voel in een auto dan in een trein. Ik merk ook dat het geleidelijk aan minder wordt, mijn angst. Ook om me heen zie ik mensen stilaan weer uit hun mentale schuilkelders kruipen. Alleen vraag ik me af hoe we de wereld zullen aantreffen wanneer we ontwaken uit deze periode van verlaagde waakzaamheid. Want onze politici zullen geen kans onbenut laten om van onze tijdelijke goodwill gebruik te maken voor veranderingen die we misschien helemaal niet willen.

Thomas kruipt

“Pas toen ik Mattias kreeg, wist ik wat dat was: een kind dat speelt”, dat zei je altijd. Sofietje had nooit enige interesse getoond om te spelen. Ik gooide al mijn speelgoed uit mijn park en stak dan mijn armpjes uit om gepakt te worden. Gelukkig kan Martha het wel, spelen. Maar Thomas, dat is toch nog een ander niveau. Dat klein ventje is zo eager om te spelen dat hij enkele weken geleden – nog geen 8 maanden oud – is beginnen kruipen. Voorlopig laat het zich eerder omschrijven als sluipen. Of zwemmen op de grond. Recht vooruit naar het speeltje dat hij van naderbij wil bestuderen. Prachtig om te zien.

Een kruipend kind, dat is nieuw voor mij. Martha schoof namelijk op haar gat. Ik besef plots dat jij dat misschien niet meer bewust hebt meegemaakt, de gatschuivende Martha die alle vloeren dweilde. Uren heeft ze door de Zuienkerkse living geschoven, maar dat was natuurlijk toen jij in het ziekenhuis lag. Vreemd, de gewaarwording dat het moment dichterbij komt waarop er geen vergelijking meer mogelijk is met wat jij hebt meegemaakt. Nog enkele maanden en het is zover.

Martha babbeluutje

Ik vergelijk en projecteer veel. Zo merk ik bijvoorbeeld dat ik veel minder tegen Thomas praat dan ik tegen Martha deed toen ze een baby was. Ik was de hele dag aan het zingen en vertellen en zeveren tegen dat kind. Liedjes zingen in bad. Monologen voeren terwijl ik haar patatjes gaf. Maar Thomas en ik, wij kunnen zo genieten van samen stil te zijn. Ik geef hem zijn eten zonder een woord te zeggen. Het is daarom niet minder liefdevol dat ik hem eten geef. Maar erg goed voor zijn taalontwikkeling is het toch niet. Ben ik uitgepraat? Moet ik al te veel babbelen tegen zijn zus? Ik weet het niet. Dan vraag ik me af of het bij jou ook zo was, en of het misschien daarom komt dat ik zoveel babbel en Mattias zo weinig. Of zou het gewoon de aard van het beestje zijn?

Dat doet me denken aan deze conversatie die ik met Martha had. We deden aan peer tutoring: Martha leert Thomas dierengeluiden.

Wat doet een hondje
– Woef woef
Wat doet een poes?
– Miauw
En Martha?
– Praten
Veel praten. En mama?
– Ook veel praten.
En papa?
– Ook veel praten.
En bomma?
– Ook veel praten.
En peter Mattias?
– Niet praten.

Ze is zo opmerkzaam, dat kind van mij.

Deze week kwam papa voor het eerst op bezoek sinds jij er niet meer bent. Hij had het fietsrek meegebracht om onze oude fietsen mee te nemen naar huis.
Op een gegeven moment zegt hij: “allez, ik ben dan eens naar huis met de fietsen”
Martha kijkt naar hem en vraagt: “Waar gaat je auto blijven?”

Elke dag hebben we gesprekjes die me grote ogen doen trekken.

Gisteren lag ze weer zichzelf ‘voor te lezen’ in bed.
– Wie staat daar aan de deur? Het is kastanje. Wat heeft hij meebracht voor de verjaardag van Mannetje Koek? Een kikkerparaplu. Misschien houdt Mannetje Koek niet van de regen. Enzovoort.

Plots vertelt ze uit het niets tegen haar papa dat mama de kom soep heeft laten vallen en dat die kapot was. Dat klopt, maar is wel vijf weken geleden gebeurd.

Ze zegt hardop: “ik moet pipi doen.”
En dan veel stiller, tegen zichzelf: “nee, ik moet geen pipi doen, ik heb niets gezegd.”

Ze slaat bij het op en neer springen op bed haar hoofd tegen de kast en zegt: “dat komt ervan.”

Ik ben zo’n trotse mama dat ik er zelf misselijk van zou kunnen worden!

Matilda

Poffie wordt Perfect Day for a Picnic

Lieve lezers, ik speel een kat-en-muisspelletje met jullie. Ik schrijf weken niets en dan weer twee posts na elkaar. En dan weer weken niets. Zo hoort het helemaal niet in blogland.

Nu ben ik ook nog van naam veranderd. Dat kwam zo. De afgelopen maanden kwam ik enkele keren op plekken waar ik de volgende conversatie had:
– En van welke blog ben jij?
– Poffie
– Euh watte?
– Poffie, maar misschien moet ik toch maar eens een andere naam kiezen

Na het blogweekend zag ik Martha een tetradoek uitspreiden op de grond en zeggen: “kom mama, we gaan picknicken”. En toen had ik ‘m, mijn nieuwe blognaam. Perfect day for a picnic. Net als ‘damngoodsoffie’ is dat een citaat uit Twin Peaks dat ik verkeerd onthouden heb. Ik dacht: vanaf nu moet elke dag de perfecte dag voor een picknick zijn. Voor minder doe ik het niet.

Over twee weken is het Sinterklaas. Van een perfecte dag voor piknikken gesproken. Als je begot niet begrijpt wat de link tussen Sinterklaas en piknikken is, dan spreek je vast geen West-Vlaams.

Piknikjes

En gaat er nu ook iets veranderen, poffie?

Wel, ik weet het nog niet.

Zoals ik schrijf op mijn about, schreef ik aanvankelijk voornamelijk voor enkele vrienden en mijn moeder. Dat was een duidelijk afgelijnd doelpubliek. Toen verloor mijn moeder haar taal en anderhalf jaar later stierf ze. Sindsdien ben ik zoekende: naar een stem, een verhaal, een stijl. In haar plaats kwamen heel veel nieuwe lezers. Ik hou jullie in gedachten bij het bloggen. Maar dat is moeilijk als ik niet weet wie jullie zijn en waarom jullie hier komen lezen. Daarom volg ik het voorbeeld van Prinses en Liese en vraag ik het jullie gewoon. Je mag antwoorden in de comments, maar als je het liever privé houdt, kan je ook mijn contactpagina gebruiken of mijn pagina op Facebook, want daar vind je me nu ook.

(Ik beloof ook plechtig dat ik niet altijd rekening met jullie ga houden, want ik vind dat bloggers in eerste instantie voor zichzelf moeten bloggen.)

Mijn vriendenboekvraagjes:

1) Wie ben je?
2) Wat doe je?
3) Wat is je grootste droom?
4) Wat is je lievelingsboek (en waarom)?
5) Schrijf of blog je zelf, en waarom wel/niet?
6) Hoe kwam je hier terecht?
7) Kom je hier vaak? Waarom wel/niet?
8) Wat wil je graag van mij lezen?
9) Waar denk je dat het naartoe gaat met deze wereld?

Mijn broer die een wordpress-genius is, heeft ervoor gezorgd dat al mijn wordpressvolgers meekwamen naar mijn nieuwe site. Dank u, broertje!

Brieven aan mama #2 – De allereerste schooldag

Bij het ontwaken

Gisterenavond heb ik een peuter in bed gelegd. Vanmorgen werd ze wakker als een kleuter. Mijn kleine meisje is groot geworden. Vandaag is ze voor het eerst naar school gegaan. Eén van de eerste dingen waar ik aan moest denken vanmorgen, is aan het bericht dat ik ongetwijfeld van jou zou hebben gekregen vandaag. Een bericht vol superlatieven en uitroeptekens, stel ik me voor. Ik dacht aan je trotse stem en aan hoe je me zou geruststellen: ‘traantjes zijn normaal de eerste dag’, ‘ze is er aan toe’, … Ik dacht er ook aan dat ik nu niet kan vragen hoe jij mijn allereerste schooldag hebt ervaren.

In de kleuterklas

Het was met een klein hartje vandaag, dat ze binnenliep in de klas. ‘Mama moet bij mij blijven’. ‘Mama moet mee komen spelen’. Ik zei dat dat niet ging, en verlegen maar zonder traantjes ging ze toch mee met de zorgjuf. Ze begon te spelen, maar keek nu en dan achterom om te zien of ik er nog was. Ik weet dat de regel is dat je dan als mama gewoon moet verdwijnen. Maar ik kan dat niet, de grote verdwijntruc. Dus maakte ik de fout van alle mama’s en ging ik haar zeggen dat ik nu naar huis ging. En toen waren ze daar, de dikke tranen: ‘Ik wil mee naar huis!’. Toen heb ik van mijn eigen kleine hartje toch een heel klein steentje moeten maken. Ik heb haar huilend achtergelaten. Maar ik heb er zoveel vertrouwen in dat het wel goedkomt, Martha en de school.

Ze is zo leergierig. Ik probeer zo goed mogelijk op haar eindeloze ‘waarom’-vragen te antwoorden, maar ik kom altijd op een punt dat ik het antwoord gewoon niet weet. Daar neemt ze dan geen vrede mee. Vroeger dacht ik altijd dat jij alles wist. Maar Martha maak je niets wijs. Misschien moet ik net als zij van krommenaas beginnen gebaren en gewoon antwoorden: ‘weet da nie’, wanneer ik geen goesting heb in een examen. Want dat doet ze dus, ‘weet da nie’ antwoorden op vragen waarvan we zeker weten dat ze het antwoord wel weet. Rebels of lui, ook bij haar vader is het nog steeds niet duidelijk welke van de twee het nu precies is.

Het andere 9 november

Vandaag is het natuurlijk ook exact een jaar geleden dat je na negen maanden intensief revalideren terug naar huis kwam. Ik herinner me nog de klop die je kreeg toen die jonge arts zei dat 3 uren logopedie per week nu wel voldoende zou zijn, ‘want we verwachten geen grote verbetering op dat vlak’. Dat was de eerste keer dat iemand ons dat letterlijk zei. Hij had zijn mond voorbijgepraat, zo leek het wel. Dat heeft je een serieuze klop gegeven en optimisme was sinds dat moment niet meer aan de orde. We gaan nooit weten of je besluit op dat moment al vast stond, maar veel uitweg zal je in elk geval niet meer gezien hebben.

Avondrush, next level

Toen ik haar ging halen stipt om 15u30 (hoe doen mensen dat in godsnaam?), liep ze naar me toe: ‘mamaaaaaaaa!‘. ‘Ik vond het leuk’ en ‘ik wil nog eens naar de klas’ waren de eerste reacties. ’s Avonds in haar bedje ging het echter naar ‘ik wil liever thuis blijven’. Ik heb een vermoeden dat het morgenochtend eerder naar het laatste zal doorslaan.

Maar ook voor mij was het spannend. Avondrush, next level. Want nu eet Martha ’s middags boterhammen en kan ik me er ’s avonds niet meer vanaf maken met ‘e stuutje mè koas’. Enter: het weekmenu. Je zou zo trots op me geweest zijn, had je dit nog mogen meemaken. Je oudste dochter, voldoende structuur om (te proberen) met een weekmenu te werken. Kijk, zelfs bijna op zijn Julies aangepakt. (Bijna, want de enige echte Julie zou lijntjes trekken en met kleuren werken en netter schrijven natuurlijk.)

weekmenu

De laatste week

“Voor het hart is het leven simpel. Het slaat zolang het kan.” (Karl Ove Knausgard)

Het is vandaag 1 november. Allerheiligen. Het is exact drie maanden geleden dat we mama begraven hebben. Een beter moment om dit droevige verhaal te vertellen komt er misschien niet.

Tijdens de laatste weken van mama’s leven heb ik veel opgeschreven. Het was een tijd die zo onwerkelijk was dat ik hem wel moest bewaren. Anders zou ik het misschien zelf niet meer geloven. Dit is mijn verhaal van mijn moeder haar laatste week. Het is een waargebeurd verhaal. Het is alleen mijn verhaal. Mijn broer, zus, vader en alle andere mensen om mama heen zouden een ander verhaal vertellen.

 

Maandag 20 juli

Ik sta op en weet: dit is de eerste dag van de laatste week. Deze week zal ze sterven. Lang genoeg na de verjaardag van Lore. Na het verlof van de huisarts en voor het verlof van de LEIF-arts. Want zo banaal kan sterven zijn.

Tot op het laatste moment zal ik blijven hopen dat het niet doorgaat. Tot op het laatste moment zal ik mezelf corrigeren en denken: en wat dan? Er is geen alternatief.

Vandaag blijf ik thuis. Ik zou eigenlijk moeten: de was, opruimen, valiezen uitpakken, kleren in kasten leggen, orde in de chaos scheppen. Maar ik ga in bad, met mijn dochter die al anderhalf jaar niet meer in bad wil. Samen spelen we met de piratenboot. Ze vindt het geweldig en ik geniet ervan. Een gestolen momentje met mijn dochter. Ik ga me dit langer herinneren dan een ordelijk huis. Ik kijk naar de klok en realiseer me plots dat ik over tien minuten bij Kind & Gezin moet zijn met Thomas. Dat was net de reden dat we vandaag niet naar Zuienkerke gingen. Ik spring uit bad en we komen nog op tijd.

Dinsdag 21 juli

In de auto op weg naar mijn moeder luister ik naar “weetikveel” op Radio 1 (gepresenteerd door Kobe Ilsen voor wiens stem – het giecheltrutje in mij bekent – ik een decennium geleden mijn wekker zette op zaterdagochtend toen hij nog “Was het nu ’70 ’80 of ’90” presenteerde – dit geheel terzijde). Het gaat over de liefde. En plots, onaangekondigd, de stem van Tom Lanoye. Het citaat dat al weken door mijn hoofd blijft spoken en dat ik woord voor woord mee kan opzeggen.

Nooit heb ik haar, naar mijn gevoel, meer verknochtheid en respect bewezen dan toen we haar eindelijk toelieten te gaan. Een mens staat maar bij één persoon echt in het krijt. Ik heb die lei toen schoongewreven. Misschien kan liefde maar één ding echt. Uit liefde doden.

Van alle mooie dingen die gezegd zijn over de liefde van een kind voor zijn moeder. Van alles wat Lanoye over zijn moeder geschreven heeft in dat dikke boek van hem. Het gaat door merg en been. En dan zit je daar, in de file ter hoogte van Sint-Denijs-Westrem, te huilen achter je stuur. De wereld staat oorverdovend stil.


Oliebollen. Julie staat op het terras oliebollen te bakken. Reuzels voor mama. Dat wilde ze nog doen voor haar. We eten ons rond. Als iedereen klaar is, zijn er nog oliebollen over. Mama dringt aan. Ik zeg ‘nee nee nee‘, maar ga dan toch overstag. Ik geef nog altijd borstvoeding. Mijn maag is een bodemloze put. Ik wil zeggen: ‘als ik nu toegeef ga je me nooit meer geloven als ik zeg dat ik genoeg heb.’ Ik zeg het niet, want ik word me plots heel erg bewust van het feit dat dit één van onze laatste maaltijden samen is.

De puzzel met zebra’s. Ik staar ernaar maar kan slechts met heel veel moeite een stukje aanleggen. Ik vraag of ze het nog steeds zeker weet. ‘Nee’, zegt ze. En dan na veel moeite: ‘zaterdag’. Ik vraag: ‘wil je niet meer wachten tot zondag, wil je dat het nu voorbij is?’ Ja, zegt ze. Ik begin te wenen en zij ook. Ik zeg: ‘ik zie het niet zitten, ik wil het niet’. ‘Mo ja’ zegt ze. Dat er geen alternatief is. Dat weten we allebei. Dat maakt het niet minder verdrietig.

Frietjes, oliebollen, een kilo truffels, een kilo neuzen, elke dag een doosje mignonetjes en een half pak chocola. Het galgenmaal.

Na een lange autorit, met een beetje file en een accident dat vlak voor mij gebeurd moet zijn, kom ik thuis. Terwijl ik parkeer, komt Mehdi naar buiten met Martha op de arm. ‘Martha ziet mama graag’, zegt ze. Zo mooi om te zien en om te horen. Mijn kindjes, ze zijn veel werk maar ze maken zo veel goed.

Woensdag 22 juli

Martha en ik rapen de nootjes op die prematuur van de notelaar in de tuin van mijn ouders zijn gevallen. Ik leg haar uit dat we ze nog niet kunnen opeten, dat het eerst herfst moet worden en dat we dan heel veel nootjes gaan rapen. ‘Ja’, zegt ze, ‘met mama en opa en oma’. ‘Nee, niet met oma’, zeg ik. ‘Oma zal dan al weg zijn’. Spelenderwijs afscheid nemen.

Haar haren. Ze droeg haar grijzende haren met zoveel trots. Ze vond dat ze mooi grijs werd en ging er prat op dat ze haar haar niet kleurde. Elke dag valt me op dat ze nooit de kans heeft gekregen om hélemaal grijs te worden. Ze is te jong om te sterven.

 

Donderdag 23 juli

De afgelopen weken heb ik altijd over en weer gereden. Nu ga ik naar Zuienkerke voor onbepaalde tijd. Ik sluit de voordeur thuis achter me en weet: de volgende keer dat ik thuiskom, is mama er niet meer. Iedereen hoopt nog een beetje dat ze van gedacht zal veranderen. Maar ik denk dat ik mama te goed ken. Als ze aan tafel zegt dat ze te genoeg heeft, heeft ze echt genoeg. Men kan aandringen tot in het oneindige, het enige wat zal gebeuren is dat ze boos wordt omdat ze écht genoeg heeft: ‘dat heb ik toch al gezegd’. Zo vastberaden is ze. Ik kan me moeilijk voorstellen dat het nu anders zal zijn. Maar misschien is iedereen onvoorspelbaar op zo’n cruciaal moment. Ergens hoop ik erop. Maar dan gaat deze hel maandag gewoon door.

Vandaag heeft ze definitief afscheid genomen van haar zus en van de buurvrouw. Dat deed haar heel veel pijn. Ze huilt. De buik vol van het afscheid nemen. Ik vraag lachend: ‘moet ik aan de LEIF-arts vragen of hij vanavond al komt?’ Dat vindt ze niet nodig.

We gaan wandelen in Knokke. In de auto passeren we aan de vuurtoren waar we vroeger naar het vuurwerk gingen kijken. Helemaal ingeduffeld, op autodekens op het strand. Ik zeg tegen mama: ‘we deden toch veel leuke dingen vroeger. Als puber vergeet je dat. En dan word je zelf mama en probeer je je kinderen een leuke kindertijd te geven. En plots herinner je je weer dat je ouders dat ook voor jou hebben gedaan.’ Daar moet ze om glimlachen.

Ik ben blij dat ik haar kan doen glimlachen op de dag dat ze haar zus voor het laatst gezien heeft.

Vrijdag 24 juli

De puzzel met de zebra’s is af. Ze haalt een nieuwe. Eentje van maar 500 stukjes. Nu is het zeker dat ze niet meer van gedacht zal veranderen. Ik zeg het haar. Ze lacht.

Rare sfeer. Allemaal volwassenen onder stress. Eén die gaat sterven, drie die hun moeder gaan verliezen, één zijn vrouw, drie mensen die geen weg weten met het verdriet van hun partners. En ook: de kinderen die als sponsjes mijn stress opslorpen. Ze worden lastiger naarmate ik meer gespannen ben. Ik word kwaad op hen en mijn vader wordt kwaad op mij omdat ik kwaad ben op hen. Het is tijd om ze weg te brengen. Morgen mogen ze naar bomma.

We maken nog een wandeling: mama, papa en ik met Thomas in de draagdoek.
Papa vraagt: ‘gaan we naar links, naar rechts of rechtdoor?’. Ze zegt: ‘ja’ en glimlacht triomfantelijk. ‘Aj half zovele gevroagd, ja nog zovele geweetn’, vul ik aan en ze lacht. We wandelen naar het kapelletje langs het nieuwe fietspad. Ik vraag aan mama of ze misschien toch begint te geloven nu. Ik weet wat ze zal antwoorden. Mijn vader vraagt of ze gelooft dat er een hemel is. Ze knikt van ja. Ik weet dat ze het niet meent en ik zeg: ‘maar ik denk niet dat je daar binnen mag.’ Daar moet ze mee lachen.

Mijn vader zegt: ‘een hel is er waarschijnlijk niet, want die heb je al beleefd de afgelopen maanden’.

Ik ga ook wandelen met één van mijn beste vriendinnen die op bevallen staat. Het contrast kan niet groter zijn. Zij vol van nieuw leven. Ik vol van afscheid nemen. Ik trek me eraan op. Iets moois om naar uit te kijken.

Zo onwerkelijk. Knuffelen en weten dat dit overmorgen niet meer kan. Denken aan zondagavond en er buikpijn van krijgen.

 

Zaterdag 25 juli

Ze zijn weg, mijn kindjes zijn weg. Mama zal hen niet meer zien. De volgende keer dat ik hen zie, zal mama er niet meer zijn. Dit was het op één na droevigste moment van mijn leven. (Het droevigste komt er morgen.). Martha die vrolijk babbelend nog een kusje en een knuffel aan oma geeft. Thomas slapend in de maxi cosi gezet. Alle volwassenen die naar elkaar kijken en beseffen hoe verschrikkelijk gruwelijk triestig dit moment is, en die kindjes nietsvermoedend. Niet te bevatten gewoon.

Mama begint natuurlijk te huilen en ik huil mee. Ze zal haar twee kleinkinderen niet meer terugzien. Martha, op wie ze zo dol was en Thomas, haar enige kleinzoon.

Gisterenavond stak ze twee vingers in de lucht. Bijna blij, maar toch ook niet, dat het nog maar twee dagen moet duren. Deze pijn, dit verdriet.

Julie zegt: ‘het is goed dat euthanasie bestaat, maar het is echt de hel om te moeten meemaken.’ Iedereen die nog afscheid komt nemen en totaal niet het gevoel hebben dat je klaar bent met het leven.

 

Morgen is het zover. Zo onwezenlijk. Zo onwerkelijk. Gruwelijk. Droevig, triestig, verdrietig, wreed, hard, misselijkmakend, afgrijselijk. Er zijn duizenden woorden en toch voldoet geen enkel woord om weer te geven wat ik voel.

We zijn hier nu bijna allemaal. Mama slaapt in haar zetel. Papa ligt in de lange zetel. Mattias, Natasja, Julie en An zitten in de veranda. Ik zit in de living te schrijven als gek. Schrijven, schrijven, schrijven. Het is mijn manier om ermee om te gaan.

De laatste wandeling. We zijn vanavond nog met zijn allen gaan wandelen. Het was een triestige processie door Zuienkerke dorp. We praatten. Mama zat er maar bij, in haar rolstoel. Ze is al heel lang afwezig. Op sterven na dood.

Het laatste avondmaal. We maken vol-au-vent. Ik vraag aan mama hoeveel boter ik moet gebruiken en weet dat het de laatste keer is dat ik dat kan doen. Julie wast voor de laatste keer haar haar.

Laatste, ik ben dat woord zo beu als iets.

Ik heb haar net bedankt voor alles. Ze klopt op haar hart. Haar hart dat morgen deze tijd al gestopt zal zijn met kloppen. ‘Wij ook bedankt voor alles?’, vraag ik. Ze zegt ja.

Ik weet dat het de laatste keer is dat ik haar kan knuffelen. Toch ben ik moe en wil ik gaan slapen. ‘Je kan niet blijven afscheid nemen’, zeg ik. Ze knikt en zegt: ‘allee, how’. Ga slapen, vertrek, confronteer me niet langer met dit verdriet.

Ik vraag haar wat ze morgen gaat doen, ze wijst naar haar puzzel. ‘En als hij af is’, vraag ik, ‘nog een nieuwe uithalen?’. Ze haalt haar schouders op.

Mijn spieren doen pijn van de stress.
Ik kan het niet bevatten. Dat het morgen deze tijd al voorbij zal zijn.

Ik wens het mijn ergste vijand niet toe om mij, om ons te moeten zijn nu, op dit moment.

Het is een hel, een nachtmerrie.

Zondag 26 juli

Zondagmorgen. Ik word wakker uit een diepe kinderloze slaap. Heel even stel ik me voor dat ik naar beneden zal gaan en dat mama al druk in de weer is met haar keukenkasten opruimen, of werken aan haar bureau. Maar dan weet ik dat het niet zo is. Aan deze realiteit valt niet te ontsnappen. Mijn maag doet pijn. Al mijn spieren ook. Vandaag is mama haar sterfdag. Ik begin te huilen. Mehdi wordt wakker van mijn gesnik. Hij vraagt niet wat er is en neemt me gewoon vast. Ook dat doet me voelen: het is echt, het gaat echt gebeuren, vandaag. Mijn verdriet is groter dan mij. Het drukt me neer.

Ik probeer het me voor te stellen, hoe het zal zijn. Als straks de dokters de oprit komen opgereden, als straks mama heel langzaam naar haar kamer stapt en wij ook. Als ze op het bed gaat liggen om nooit meer op te staan. Als ze de laatste keer haar ogen sluit, als wat later de begrafenisondernemer komt om haar te halen. Het lukt me niet. Ik stel me het voor, maar geloof het niet.

’s Middags eet ze vrijwel niets. Ze heeft geen energie meer nodig. Nooit meer.

 

De zachte dood. Gruwelijk.
Foto’s van de laatste dag.
Haar puzzel is af. ‘Wat ga je nu nog drie uur doen’, vraag ik. ‘Sloapn’, zegt ze.
Julie zegt dat ze dat belachelijk vindt. Ik zeg dat ze straks tot in de eeuwigheid mag slapen.

Knuffelen met haar drie kinderen. Huilen tot ze stop zegt.

Trager ging de tijd nooit eerder, sneller ook niet.

De dokter komt. We praten nog wat. Er is niet meer veel te zeggen.

Ik begin te huilen. Ze troost me met haar blik. Ik denk: ‘Wat zit je me te troosten? Straks moet ik het alleen doen.’

In een laatste stuiptrekking om het onnoemelijke uit te stellen vraag ik of ze nog cola wil. Ik vind het belachelijk van mezelf.

Ze staat op. ‘Let’s get it over with’, straalt ze uit. Zo vastberaden. Ze neemt afscheid van de schoonkinderen en knuffelt ons nog een laatste keer. Te kort, maar dat zou het altijd zijn. En dan stapt ze naar haar kamer. Ze gaat liggen op haar bed. Julie helpt nog om haar schoenen uit te doen. We zitten samen op haar bed terwijl ze in slaap valt. En niet meer wakker wordt. De LEIF-arts voelt haar pols en knikt zachtjes om ons te laten weten: het is voorbij.

Zo eenvoudig is sterven.

 

 

 

 

(Ik heb lang getwijfeld of ik dit wel moest vertellen. Persoonlijker dan dit wordt het niet. Als je mijn verhaal gelezen hebt en niet zeker weet of je hier wel of niet op moet reageren, weet dan dat elke reactie welkom is. Ook drie maand na het overlijden van mama doet elk bemoedigend woord nog deugd. Reageer je liever niet en plein public, dan kan je ook hier een persoonlijke reactie achterlaten.)