Maandelijks archief: januari 2016

Brieven aan mama #6 – klein wuvetje en klein ventje

Mama, ik heb je al lang niets meer verteld over het klein wuvetje en het klein ventje. ’t Is pertang nie dat er niets te vertellen valt …

Klein ventje

Thomas eet graag. Zo’n klein en mager ventje (op de onderste curve met zijn gewicht, de gespierde stylo), maar van zodra ik hem in zijn stoel zet, begint hij op tafel te kloppen (bikke bikke bik, hap hap hap …) en aan mijn mouw te trekken en luid te reclameren als ik zijn eten niet snel genoeg naar zijn mondje breng. Twee boterhammen, een kom soep en twee porties spaghetti: één avondmaal. Als het niet snel genoeg komt, dan wordt hij kwaad. Denk: gefronste wenkbrauwen en luid roepen. Stiekem vinden we dat erg grappig om te zien. Als je zo schattig bent, kan je je wenkbrauwen nog zo hard fronsen, niemand neemt je serieus. Ocharme.

Sinds enkele dagen voor hij 10 maand werd, trekt hij zich op tot staan. Eerst aarzelend, maar na drie keren proberen gaat het in één vlotte beweging. Zonder enig gevoel voor gevaar trekt hij zich overal aan op: aan zijn park, maar ook aan dingen met wieltjes of stoelen die kunnen omvallen. Ik moet ‘ogen op mijn gat’ hebben met dat ventje. Ik zing tegenwoordig vaak Willem Vermandere na: ‘klein ventje klein ventje de weireld mag vergoan, bluf gie mo stoan’. Martha zingt het ook al mee. Haar vader heeft niet graag dat ik haar ‘Bevergems’ leer, maar hij zal er toch mee moeten leren leven. Lang zal Thomas overigens niet blijven staan, want hij probeert nu al kleine stapjes te zetten met die poezelige voetjes van hem.

 

Klein wuvetje

Martha is slim. (Ik weet dat ik dat niet mag zeggen, want elke ouder denkt dat van zijn eigen kind en bovendien leg je dan te grote verwachtingen op de schouders van dat kind. Maar het is gewoon zo. Ze is net zo slim als ik dacht dat ze zou zijn toen ze nog maar een garnaaltje in mijn buik was.)

Ze vraagt: “mama, wil jij je mama terug hebben?”
En dan zo hard als alleen een kind dat kan, vermaant ze me: “Dat kan niet é, mama.”

Ze blijft genieten van naar school gaan.
– Martha, kom nu je jas aandoen of je gaat niet naar school.
 Ik wil wel naar school gaan!

Ik vind het indrukwekkend wat die instappertjes allemaal doen op school. Ze leert over de dino’s. Dat vindt ze fascinerend.

– Papa, de dino’s zijn er niet meer hé. Die zijn ‘uitgestormen’. Wat is er nog ‘uitgestormen’? Zijn de draken ook ‘uitgestormen’?
– Nee, draken bestaan niet.
– Maar dino’s bestaan wel. Waarom zijn die ‘uitgestormen’?

En ’s avonds vertelt ze het na tegen mij: “Mama, er kwam een grote steen uit de lucht vallen en toen waren de dino’s uitgestormen”

Ze kent de dagen van de week. Dan vraagt ze bijvoorbeeld: “Bomma, wanneer kom je me nog eens halen? Op de dino van dinsdag?”

Ze kaatst mijn eigen vragen terug: “Mama, wat ‘heef’ jij vandaag op je werk gedaan?” en “Mama, was jij de wollebol van de dag op je werk?”

Martha is stoer. Ze koos zelf haar nieuwe schoenen. Dagen op voorhand zei ze: “Ik wil blauwe met twee plakkers”. Ik liet haar botjes passen, van die schattige bruine botjes met bloemetjes. Maar ze hield voet bij stuk (pun not intended) en ze koos blauwe met twee plakkers. Elegant is het niet, maar blij dat ze is met haar nieuwe schoenen. Wanneer ik haar in een mooi kleedje naar school probeer te sturen, zegt ze: “ik wil een broek en gewone sokken aandoen”. Maar evengoed loopt de ze de hele dag door het huis met haar prinsessenkroontje. “Jij bent Elsa, mama, en ik ben Anna.” (Volgens mij is zij Elsa, the cold never bothered her anyway …)

Martha is ook erg lief. Ik geef haar het laatste eitje. Ze kijkt bezorgd en vraagt: “Is er dan nog een eitje vrij voor papa?” Tegen haar bomma vertelt ze dat ze een lieve mama heeft. Tegen mij: “Mama, ik zie jou heel graag.”

Het mag gezegd, mama: ik ben trots op mijn kindjes. Ze zijn het beste wat me overkomen is. Elke dag doet het me verdriet dat je dit allemaal niet meer kan meemaken.

“What would you think of me now?
So lucky, so strong, so proud
I never said thank you for that
Now I’ll never have a chance”
(Jimmy Eat World – Hear You Me)

Brieven aan mama #5 – Paaslelies in januari

DSCF9907

Mama, ik zag paaslelies in bloei. Het is januari, maar het is nog maar heel even winter geweest. Vroeger dan verwacht zag ik de eerste paaslelies sinds jij er niet meer bent. We hadden graag paaslelies rond je kist gezet op je begrafenis. Vind maar eens paaslelies in augustus. Dat is dus niet gelukt. Maar nu bloeien ze, die mooie bloemen. Sterk als onkruid. Ze komen steeds terug, no matter what.

Je lievelingsbloem was een andere. Ik kan zelfs niet onthouden welke. Want als je het aan je kinderen vraagt, wat jóuw bloem was, krijg je eenstemmig te horen: paaslelies. Ironisch genoeg deden paaslelies je aan jouw moeder denken. Ze stierf vlak voor Pasen en hoopte nog een keer de paaslelies te zien bloeien. Ik kan nooit onthouden of haar wens nog in vervulling ging, of dat de paaslelies pas in bloei stonden tijdens haar begrafenis.

Dankzij de paaslelies van jouw moeder stond onze tuin elk jaar vol met duizenden witte en gele bloemen. Ik kan met een gerust hart zeggen dat het er duizenden waren, want je telde ze elk jaar. Elke avond ging je de uitgebloeide of geknakte paaslelies plukken en schreef je de score op het magneetbord in de keuken. Elk jaar een duel met het aantal van het jaar ervoor. Een fanatiek kantje was je zeker niet vreemd. Vorig jaar heb je er nog enkele geplukt, maar tellen ging niet meer.

De paaslelies stonden in bloei in de week nadat een bloedklonter zich de fatale weg naar je hersenen baande. Maar ze stonden ook in bloei toen Martha geboren werd op 18 maart 2013 (al waren ze buiten wellicht bedolven onder een laag sneeuw), en toen Thomas geboren werd op 19 maart 2015. Het is niet toevallig dat je met een bosje versgeplukte paaslelies het moederhuis binnenkwam 10 maand geleden. Het is niet toevallig dat je deze foto maakte van Martha’s geboortekaartje.

Martha-20130321-006

Elke paaslelie die ik zie doet me aan jou denken. Dat was al zo toen je nog leefde. Ik heb altijd geweten dat paaslelies me op een dag erg verdrietig zouden maken. Die dag is er nu gekomen. Ik had hem alleen niet zo vroeg op het jaar verwacht.

Brieven aan mama #4 – Zes maanden zonder jou

“Early in life, the world divides crudely into those who have had sex and those who haven’t. Later, into those who have known love, and those who haven’t. Later still – at least, if we are lucky (or, on the other hand, unlucky) – it divides into those who have endured grief, and those who haven’t. These divisions are absolute; they are tropics we cross.”
(Julian Barnes – Levels of life)

Zes maanden

Zes maanden. Een half jaar zijn we zonder jou. Al een half jaar. Nog maar een half jaar. Het lijkt een eeuwigheid geleden, die gruwelijke zomer. En tegelijk nog maar pas. Het duurt zo lang, dit verdriet. Dat denk ik, en dan besef ik: dit is voor de rest van mijn leven. Je gaat altijd een lege plek blijven, een lege stoel en een leegte in mijn hart. Op het eerste schoolfeest, bij de eerste stapjes, bij elke verandering in mijn leven.

Elke dag zie ik twee of drie Centric-auto’s op weg naar de crèche van Thomas. Connect.Engage.Succeed, schreeuwen ze me toe. Ik weet dat ze er staan. Ik ben eraan gewend. Toch gaat er geen dag voorbij zonder dat ik erop let. Maar soms kom ik één van die auto’s ook onverwacht tegen, op de parking van de Carrefour of op het rondpunt in onze straat. Dan schrik ik weer even hard als de eerste keer dat ik ze zag. Ik wil de mensen van die auto’s aanspreken, vragen of ze jou gekend hebben. Maar hoe verloopt zo’n conversatie dan verder?

Oudeverjaardag

Oudejaar was hard. Het laatste jaar met jou erin afsluiten. Een nieuw jaar beginnen zonder dat jij er deel van uitmaakt. We kochten ‘schuum van scheten’ in Ieper en ik dacht aan jou. We maakten pudding met koekjes en ik dacht aan jou. Imagine stond op 1 in de 1000 klassiekers en ik dacht aan jou. Ik weende bijna de hele dag. Ik dacht aan je en begon te huilen. Mehdi vroeg ‘ça va’ en ik begon te huilen. Mijn kindjes huilden en ik begon te huilen.

Ik voelde me godverlaten eenzaam in het huisje vol mensen. Slapen lukte niet. Elke keer dat in mijn ogen sloot, werd er een kind wakker. Eén van mij welteverstaan. Dan maar gaan wandelen en het uithuilen. Na slapen the next best thing. Ik werd overvallen door de kracht van mijn eigen tranen. Ze stroomden en bleven maar komen. Tussen de velden zong ik bij gebrek aan koptelefoon zelf de liedjes van je begrafenis. Ik keerde pas terug naar het huisje vol mensen wanneer ik dacht dat de tranen op waren.

(Ik ben blij dat ik het kan, huilen.)

Mijn eerste verjaardag zonder jou was hard. Ik werd wakker en dacht aan het bericht dat ik niet kreeg: iets met ‘lief klein sofietje’ en dat ik een ‘oede doze’ ben. Je zit zo diep in mijn hart dat ik zelf jouw berichtjes kan verzinnen. Op je rouwprentje schreven we dat we je elke dag zouden vinden, in onszelf en in elkaar, en zo is het.

Ik geloof niet dat je nog ergens bent. Niet in de hemel bij je moeder. Niet gereïncarneerd als poes. Niet zwevend als ondode op de wereld. Nergens. Behalve in ons. Daar ben je, elk moment van de dag.

Twee jaar

Straks zijn we twee jaar verder. Straks is Thomas exact even oud als Martha was toen je plots niet meer kon spreken en even later plots maar een halve schedel meer had. En nog later een heel groot litteken, waarvan we hoopten, tegen beter weten in, dat het op een dag de enige herinnering zou blijven aan wat je doorgemaakt had.

Een rouwproces is hard werken. Vallen, opstaan en blijven doorgaan. Je krijgt er weinig tijd voor. Je doet het terwijl je aardappelen schilt, een kindje eten geeft, naar je werk wandelt. Het is onzichtbaar. Wanneer ik aan Mehdi probeer uit te leggen hoe vaak op een dag ik aan jou denk, schrikt hij. Vaak besef ik het zelf niet eens, hoe veel energie jou missen me eigenlijk kost. Totdat ik me in het midden van de dag op de zetel leg en als een blok in een diepe, diepe slaap val.

Mama, ik mis je, elke dag, elk moment van elke dag. Maar mama, ik vind je ook, in mijn broer en in mijn zus en in mezelf, elke dag.