Maandelijks archief: mei 2016

Nationale betoging

Ja, ik steun de betoging. Het zal vanop afstand zijn, deze keer. In november 2014 ging ik voor het eerst betogen. Sindsdien zijn de redenen om me kwaad te maken alleen maar vermenigvuldigd.

Wanneer ik hoor dat de kleuterjuffen en kinderverzorgsters van mijn kinderen mee betogen, hoor je me niet mopperen, integendeel. Gelijk hebben ze! Ze zijn het kanonnenvlees van de besparingspolitiek. Zie mijn post daarover.

Ik steun de betoging om alle zelfde redenen als toen ik dit schreef, en nog enkele meer:
– de Turteltaks, moet ik daar nog woorden aan vuil maken?
– Kris Peeters die denkt dat werkbaar en wendbaar werk hetzelfde zijn, terwijl ze dat per definitie niet zijn; die de 38-urenweek wil afschaffen; die beweert dat we allemaal boven onze stand leven, terwijl zo veel mensen niet eens rondkomen
– banken die met belastinggeld gered zijn, maar daarna gewoon doordoen met constructies opzetten zodat mensen met geld diezelfde belastingen kunnen ontduiken
– besparingen, tot bloedens toe, in sectoren die er écht toe doen: zorg, kinderopvang, onderwijs
– bomen en bossen die plaats moeten maken voor industrie en winkelcentra
– een tracé dat door de meerderheid van de Antwerpenaren werd weggestemd, maar op het punt staat om toch uitgevoerd te worden
– wij domme burgers die blijkbaar altijd alles verkeerd begrijpen, wat aan ons ligt, niet aan de communicatie van wie verkeerd begrepen wordt
– behalve dat van die dansende moslims, dat hadden we misschien niet verkeerd begrepen maar bewijzen moesten we toch ook niet vragen

Elke keer dat ik denk: nu hebben we het ergste wel gehad, bedenken ze weer iets dat nog geschifter is. Dus ja, ik ben nog altijd even kwaad als op 6 november 2014. Misschien nog net iets kwader. De vakbonden en het middenveld hebben mijn steun. Ik hoop dat een significant deel van de Belgen dinsdag in de straten van Brussel nóg eens duidelijk gaat maken dat er Wel Een Alternatief Is. Reken voor mij maar een virtuele + 1.

En hier kan je nog altijd de petitie tegen de zogenaamde Wet Peeters ondertekenen.

As we speak #2

‘As we speak’ is een blogpost waarin ik alles kwijt kan wat me bezighoudt. Het zou evengoed ‘Liefste dagboek’ kunnen heten. De vorige ‘As we speak’ kan je hier vinden.

Gefrustreerd over

Te weinig slaap, alweer. De dochter van drie heeft nachtmerries. Ze wordt middenin de nacht verschillende keren wakker, huilend en boos. Ik kan haar niet troosten, omdat ze dan begint te schoppen. Zo gaat het nu al enkele nachten. Ik vermoed dat ze in een groeispurt zit. Dat wordt bevestigd door lege brooddozen en dito borden na de maaltijd. Dat we geen troostend stuk plastiek meer in haar mond kunnen rammen om haar te kalmeren, helpt wellicht ook niet. Het is een fase, het is een fase. Ik ben dus (weer) moe. Opnieuw heb ik dat vervelende gevoel dat ik vol plannen zit, maar soms niet de energie vind om mijn luie kont op te heffen. Maar er is een enorm verschil met hoe ik me een half jaar geleden voelde. Ik weet dat deze vermoeidheid voorbijgaat na enkele goede nachten.

Blij met

De laatste les van M. De afgelopen jaren kregen we twee kinderen, kreeg mijn moeder een beroerte, reed ik op en af van Antwerpen naar Brugge en Gent, stierf mijn moeder. Intussen combineerde M. een voltijdse job met een voltijdse opleiding rechten in avondschool. Al bij al bleef ik vrij veel werken die periode, tot ik kraakte vorig jaar. En hij, hij studeerde voort. Hij is nu wel een uitzonderlijk briljante student, die vent van mij (daar is hij het zelf niet mee eens, maar ik sta er soms van te kijken hoe weinig hij moet doen om te slagen). Maar gemakkelijk is het allemaal niet geweest. Ons gezin heeft de laatste jaren onder een enorme druk gestaan. Wat wij de laatste jaren hebben meegemaakt, ik ken niet veel koppels die daar zonder kleerscheuren uit zouden komen. Geen, eigenlijk. Om nog even voor de totale climax te gaan had hij dit semester vier avonden per week les, en gingen mijn schoonouders – zonder wier onvoorwaardelijke en niet aflatende hulp ik de afgelopen jaren niet had overleefd – vier weken op reis. Maar nu is zijn laatste les achter de rug. Wat een opluchting! Dat moeten we vieren!

Ook ben ik blij dat het niet vorig jaar is. Is dat raar om te zeggen? Op Pinksteren liet mama me middels haar opengesperde ogen weten dat ze dood wou. De maanden die daarop volgden waren de hel op aarde. Het was zo donker toen, in ons leven. Buiten was het zomer maar binnen was het ijs-ijs-koud. Sinds een paar weken gebeurt het steeds vaker dat ik stilsta en denk: hé, ik ben gelukkig, ik ben echt gelukkig. Het heeft me tijd gekost, maar ’t is terug. Aan deze zomer zal ik me warmen. Het wordt een totaal andere zomer dan die van 2015, die donkerder dan de donkerste winter was.

Genieten van

Het begin van die zomer waaraan ik me zal warmen. In de tuin een boekje lezen terwijl de kinderen spelen. (Zien lezen doet lezen? Of is er geen verschil tussen een moeder met haar neus in een boek en een moeder met haar neus op een smartphone?) Een ijsje eten met mijn dochter, die op mijn schoot bescherming zoekt van monsters en duikers (sic). Mijn baby – die stilaan een peuter wordt, maar ik ben nog in de ontkenningsfase – zien spelen en bijleren en daar intens van genieten. Het op zondagmiddag afbollen thuis om met mijn beste vriendin naar het badenhuis te gaan, en me daar niet schuldig over voelen. Op woensdagmiddag met de kindjes naar de bibliotheek gaan, en hen boekjes laten kiezen.

Lezen

Ik heb Stijn Tormans uitgelezen en moet mijn vorige ‘As we speak’ corrigeren. Het was helemaal geen roman, dat had ik totaal verkeerd begrepen. Het was gewoon een bundeling van nog meer reportages uit Knack. Fijn om te lezen.

Nu lees ik Revue Lanoye. Ik heb iets bijzonders met Lanoye. Hij was één van de redenen dat ik Germaanse ben gaan studeren. Toen ik ‘Het goddelijke monster’ las ging een wereld voor me open. Mijn moeder kreeg ik niet overtuigd van zijn talent. Voor haar was hij even plat en vulgair als Brusselmans. Pas toen ze ‘Sprakeloos’ las, was ze bereid haar mening (een beetje) bij te stellen. Vervolgens verloor ze zelf haar spraak, soms zit het leven toch vreemd ineen.

Tegenwoordig ben ik vooral fan van zijn opinies. Die man kan schrijven! En ik ben het meestal nog eens met hem ook. Ik moest deze bundeling dus wel lezen. Eén van de stukken in Revue Lanoye is een ode aan Boon, mijn grootste literaire held. Lanoye schrijft dat hij zich afvraagt wat Boon zou geschreven hebben over de N-VA en over economen. Zie, dat vraag ik me dus ook al enige tijd af.

In zijn ode aan Boon schrijft hij dit:

“In Hermans’ romans mocht er ‘geen mus uit een dakgoot vallen’ zonder dat die val bijdroeg tot de compositie en de betekenis van het boek. (…) Boon zette daar, aan het begin van zijn meesterwerk De Kapellekensbaan, een radicaler motto tegenover, dat duidelijk een antwoord wil geven op Hermans’ vallende mussen. Voor Boon is een roman ‘een kuip mortel die van een stelling valt’, samen met de unieke smeerboel die dat veroorzaakt op de begane grond.
Boon bemint het onaffe, het accidentele, het wanstaltige, het ogenschijnlijk chaotische en het regelrecht chaotische. Gesteld in termen van beeldende kunst is W.F. Hermans Piet Mondriaan. Louis Paul Boon is Jackson Pollock.”

Dat was nu eens een aha-erlebnis. Daarom hou ik, nachtmerrie van Marie Kondo, niet van Hermans en wel met heel mijn hart van Boon. Daarom houdt mijn beste vriendin A., Marie Kondo in disguise, zo veel van Hermans. Gesteld in termen van beeldende kunst is mijn beste vriendin A. Piet Mondriaan. Ik ben Jackson Pollock.

Dit gezegd zijnde: Boon, je moet hem lezen als je dat nog niet deed.

Luisteren

Naar de Classics 1000 op Radio 1. Damn, zo’n goede muziek, een week lang. Tom Waits en Leonard Cohen, meerdere keren per dag en soms vlak na elkaar! Ik geef toe, ik heb een dikke zwak voor lijstjes. Natuurlijk kan ik het hele jaar door naar alle klassiekers luisteren die ik wil horen als ik Spotify opzet, maar dat is hetzelfde niet. Ik hou van lijstjes en van de magie van de radio. De Classics 1000, dat is ook zo’n heerlijke combinatie van schone liedjes aller landen en kleinkunst, nog iets waar ik een dikke zwak voor heb. Ik heb een oud hart als het over muziek gaat. Je kan nog een dag meeluisteren als je wil. Doen!

Een diepdroevig verhaal over boterkoeken (Hashtah West-Vlams vor Antwerpenoars)

“Ik ben niet van West-Vlaanderen. Ik ben nooit van daar geweest. Maar wanneer ik in West-Vlaanderen kom, dan is het altijd feest.”
(In mijn herinnering is dat een citaat van Herman Brusselmans, maar ik vind er online geen spoor van terug. Iemand?)

Liese schreef een blogpost over haar West-Vlaams. Ik volg graag haar voorbeeld. Je moet weten dat ik me soms erg onderdrukt voel ten huize Picnic. Helukkig neemt mijn dochter nu en dan mijn West-Vlaamse tongval over. Vooral tegen het einde van een schoolvakantie merk ik een duidelijke invloed. Ging het bij het begin van de Paasvakantie nog van:
Iek wil een ijsje (met open tweeklank)
klonk het tegen het einde van de vakantie al:
Ek wil een ijsje (met gesloten tweeklank)

Ze is al slim genoeg om te horen dat er elders anders wordt gesproken. Fragment uit een dialoog met haar grootvader.
– Opa, mag ik een stukje kiep.
– Martha, hier is er geen kiep. Wat eten we hier?
– Kep.

Soit, ik maak me weinig illusies over de overlevering van mijn dialect of zelfs mijn tongval. Het zijn en blijven Antwerpse kindjes. Zelf pas ik me ook aan, uiteraard. Ik ben ingeburgerd hoor, of ik probeer het toch, met wisselend succes. Behalve wanneer ik pas naar Bevergem of Eigen kweek heb gekeken. t’ Ku zukke deuhd doen an men ertje, voe noh e kir e muultje West-Vlams te klapn.

Enkele woordjes liggen me nauw aan het hart. Ik kan me wel voor de kop kloppen wanneer ik mezelf iets over ‘nicnacjes’ hoor zeggen. Het zijn piknikken. Ik heb er mijn blog zelfs naar genoemd. Pimpampoentjes blijf ik hardnekkig pimpampoentjes noemen, hoe vaak M. ook zegt dat het lieveheersbeestjes zijn. Overigens, mijn schoonmoeder noemt ze ‘lievevrouwebeestjes’. Ge zijt een feministe of ge zijt het niet.

En dan zijn er nog die woordjes die in West-Vlaanderen totaal iets anders betekenen dan in de rest van het land. Wanneer ik Thomas ‘e droef vintje’ noem, of ‘kleine droevaard’, betekent dat niet dat hij verdrietig is. De eerste keer dat mijn vader bij mijn schoonouders ging eten, vroeg mijn schoonmoeder of hij het lekker vond. ‘Ja, maar kzien nie zindelijk we’, zei mijn vader. De blik in haar ogen, ik lig nog altijd plat als ik eraan denk.

(droef = stout; zindelijk = kieskeurig.)

Boterkoeken

Ik heb wel één klein woordtrauma opgelopen in Antwerpen. Boterkoeken (beuterkoekn) schijnen hier namelijk koffiekoeken te heten. Volstrekt niet logisch, natuurlijk. Koffiekoeken zijn koeken voor bij de koffie zoals daar zijn: rachellekes of speculoosjes. Of café noirs, die hebben zelfs koffiesmaak. Boterkoeken zijn koeken met heel veel boter, zoals daar zijn: croissants of lange suisses. Daar dachten die Antwerpenaren duidelijk anders over, dus ik paste me aan. Maar ik leefde in de overtuiging dat zelfs in Antwerpen één bepaald soort koffiekoeken ‘boterkoek’ heet. In de Panos had ik namelijk altijd zonder problemen boterkoeken met rozijnen kunnen bestellen.

Tijdens onze verhuis wilde ik voor mijn moeder boterkoeken met rozijnen kopen. Dat waren haar lievelingsboterkoeken. Ik vroeg dus bij de bakker of ze ‘boterkoeken met rozijnen’ had. Ze keek naar me zoals er normaal alleen in Gent naar West-Vlamingen gekeken wordt, met ogen die lijken te schreeuwen: ‘Ga terug naar uw eigen land’. Onvriendelijk, op het agressieve af, zei ze: ‘Boterkoeken? Dat hebben we hier niet. Dat bestaat alleen in West-Vlaanderen.’ Ze zou dat West-Vlaamse gevalletje dat hier pas kwam wonen wel eens uitleggen hoe het in elkaar zit in Antwerpen. Haar bakkerij zat dan nog op de Diksmuidelaan, godbetert.

Ik schrok van haar onvriendelijke reactie, slikte even en bestelde braaf verder. Enkele ogenblikken later stond ik op straat, met een zakje croissants in de hand, en in mijn hoofd honderd gevatte tegenreacties op haar onvriendelijkheid. Zo vergaat het een brave West-Vlaming in assertief Antwerpen. Ik heb nooit meer boterkoeken durven bestellen aan deze kant van ’t water.

 

Heb je ook al eens zo’n dialecttrauma opgelopen? Of een grappige spraakverwarring?

 

 

We zitten ook nog steeds op Facebook en wel hier.

Brieven aan mama #8 – klein wuvetje en klein ventje

Lieve mama,

Ik zou je zo veel willen vertellen over ‘djoengers’. Als ik hen zo noem, zegt Martha: ‘Maar ik ben geen jommen’. Can’t argue with that …

Thomas en de eerste stapjes …

Thomas stapt bijna. Hij durft niet loslaten. Net als Martha twee jaar geleden, eigenlijk. Nochtans is hij veel onverschrokkener dan Martha. M. zegt: ‘hij is gelukkig niet helemaal stom. Er zit nog een beetje voorzichtigheid in.’ Wanneer ik zijn houdgreep rond mijn vinger losmaak, blijft hij even rechtop staan, om vervolgens toch maar te gaan zitten en zijn weg al kruipend verder te zetten. Hij is te schattig, die zoon van mij. Hij kruipt rond, gaat zitten, kijkt uitdagend naar mij, en van zodra ik een stap dichterbij zet, kruipt hij luid lachend weg van me.

Hij brabbelt de hele dag, wil ons vanalles vertellen in babytaal, maar kent slechts één herkenbaar woordje: ‘kaaa‘. Dat betekent kaas. Je zou ons moeten zien zitten, op zondagmiddag aan tafel, met zijn vieren smullend van een stuk Oud Brugge. En die kleine maar roepen dat hij nog een stukje wil: ‘kaaaa kaaaa kaaa’. 

We zitten volop in de fase van ‘ik wil alles zelf doen maar ik kan het nog niet’. Dat betekent: een groot slagveld aan tafel, meer eten naast zijn bord, onder tafel en in zijn haartjes, dan in zijn mond. Hij wil zijn ‘bekkeneeltje’ alleen opendoen wanneer hij tegelijk ook zelf mag knoeien met een lepel. Hij doet zijn boterhammen open om de kaas ertussenuit te halen en de boterham op de grond te gooien. (Dat doen ze toch allemaal? Martha doet het nog steeds, maar zonder het op de grond gooien dan.)

Hij kan uren geïnteresseerd zitten spelen. Maar als ik iets uit zijn mond haal dat daar niet thuishoort, zoals het dopje van een stift, dan is hij kwaad, zo kwaad. Rood aangelopen brult hij de longen uit zijn lijf. Kleine driftkikker. Zo reageert hij ook wanneer zijn vader hem in bed steekt en ik de kamer uitwandel. Op die woedeaanvallen na is hij altijd vrolijk. Hij lacht naar alles en iedereen, maar toch vooral naar mij. Wanneer ik hem ga halen in de crèche, kruipt hij lachend naar mij en klimt hij langs mijn benen omhoog om opgetild te worden. Hij is mijn grootste fan. Kleine Oedipus. De verliefdheid is wederzijds.

Martha en de tut …

Het was één van je lievelingsverhalen: hoe ik bij de geboorte van Mattias van nijd stond te pissen naast zijn wieg. Zelf had ik het meer met dat andere verhaal: hoe ik bij de geboorte van Julie van vreugde spontaan mijn tut afgaf. Ik was bij Tante Yo toen ze me kwamen vertellen dat ik een zusje had gekregen. Ik stond bij het bureau dat daar in een hoek van de living stond. Ik herinner me het gevoel van belangrijkheid dat ik ervoer bij die mededeling. Ik weet niet zeker of ik me dat echt herinner of het er achteraf heb bij verzonnen. In elk geval is het een schoon verhaal, het verhaal van hoe Sofie haar tut afgaf.

Het verhaal van hoe Martha haar tut afgaf, spreekt misschien minder tot de verbeelding, maar schoon is het wel. Er kwam een tandarts aan te pas, en omkoperij met cadeautjes. Zelf zei ze al een tijdje dat ze zonder tutje zou slapen wanneer ze kon autorijden. Ik geloofde haar zelfs, zo verslingerd was ze aan die tut. Maar ons eerste bezoek aan de tandarts viel het verwachte verdict: weg met de tut. Ik was van plan om het geleidelijk aan te pakken, met veel op haar inpraten en inspraak en geduldig wachten tot ze er zelf klaar voor was. Maar per ongeluk forceerde ik mezelf door te zeggen: ‘Vanavond ga je nog één keer met tut slapen en morgenochtend leggen we hem weg. Dan ben je een groot meisje, zonder tut.’ De volgende ochtend was ze al een kwartiertje wakker toen ze plots met een betrapte blik zei: ‘Ik heb mijn tutje nog.’ Ze heeft het weggelegd op de kast. Ze zei: ‘Mama, maar hier kan er nog aan.’ Ik heb het dan wat hoger op de kast gelegd. Ik was er zeker van dat de eerste nachten zonder tut een drama zouden zijn. Maar kijk, soms valt het ouderschap ook wel gewoon mee. Ze slaapt nu al meer dan twee weken zonder tut. Ze heeft er nog enkele keren naar gevraagd of probeerde: ‘Thomas moet zijn tutje afgeven, want ik ben nog klein en Thomas is al groot.’ Maar ze drong niet aan. Trots vertelt ze tegen iedereen die ze tegenkomt dat ze nu zonder tutje slaapt.

Zo’n verstandig kind, soms.

Martha babbeluutje …

En wat daaruit komt, uit dat kind.

Ik leer haar liedjes uit een repertoire dat niet aan bod komt in de kleuterklas. Ze leert ze vanbuiten en dan hoor ik aan tafel of achterin de fietskar een hoog kleuterstemmetje:

‘Zij reed met de ‘drommer’ en ik reed met de fiets
wat een zorgekommer, zij heeft alles en ik niets’

en

‘Dus ik kocht een nieuwe ‘drommer’

Maar intussen had zijn een auto gekocht, zo eentje zonder dak.
En ik dacht, dit kannie meer, wa moet ik nu nog doen
‘k heb maar weer mijn fiets genomen en ik lachte een beetje groen’

Ik hoop dat ik dit over dertig jaar teruglees en me er nog exact het stemmetje, de intonatie en de blik bij kan voorstellen.

Ze kreeg een huisje in de tuin, als beloning voor tien nachten zonder tut. ’s Avonds in bed vertelde ze:
– Pip en Pop vinden het huisje stom.
– En jij ook?
– Nee, ik niet. Maar misschien moet je eens een schuifaf kopen voor Pip en Pop, dat vinden die vast plezierig.
(Kleine opportunist, just like her father.)

Dinosaurussen spreken momenteel erg tot de verbeelding:
– Ik ben een gevaarlijke tyrannosaurus en ik ga jou opeten, waaaaaaah!

– Maar wie gaat dan voor je zorgen?
– Papa! Alleen papa gaat dan voor mij zorgen. En dan ga ik papa ook opeten!
– En wie gaat dan voor je zorgen?
– Bomma, en dan ga ik bomma ook opeten!
– En dan?
– Dan gaat Nana voor mij zorgen, en dan ga ik Nana ook opeten!
– En dan?
– Baba, en dan ga ik Baba opeten!
– En dan?
– Dan gaat er niemand voor mij zorgen. want ik ben een gevaarlijke tyrannosaurus, waaaah!

– Ik heb zo’n hommer! Ik ga protjestaart maken.
– Wat zit daar allemaal in?
– Pizza, wortels, krokodillensmaak, leeuwensmaak en tijgersmaak. Wil je ook een stukje?

Maar in de hitparade van Martha’s uitspraken staat deze momenteel op 1:

– Martha, eet je boterham op.
– Anders graag maar ik eet vandaag bij de Gruffalo.

Hashtag smartass. s-Marta-ss

Met feministes als Gwendolyn Rutten, hebben we geen vijanden nodig

Gwendolyn Rutten was op de radio vrijdagochtend, over het moederschapsverlof. Ik vroeg de kinderen om even te zwijgen, wat ze weigerden, en zette de radio wat harder.

Haar stelling: gezinnen worden in een rollenpatroon geduwd, omdat vrouwen vijftien weken thuis zijn met hun kind en mannen na tien dagen weer gaan werken. Daar moeten we iets aan doen, tot zover kan ik volgen. Maar haar oplossing? Ze stelt voor om die vijftien weken te verdelen tussen beide partners, omdat vrouwen na acht weken wel hersteld zijn van hun bevalling.

Nee, acht weken is niet voor elke vrouw genoeg om te herstellen van een bevalling. Om fysiek en mentaal te verwerken dat je lichaam een baby gemaakt en uitgestoten heeft. Om te wennen aan de komst van dat nieuwe mensje dat alles, maar werkelijk alles verandert. Voor een medische ingreep van welke aard ook krijg je rust voorgeschreven. Weet je hoe je herstelt van pakweg een keizersnede? Met maandenlang niet langer dan twee uur aan een stuk kunnen slapen. Acht weken na mijn tweede keizersnede kon ik net mijn peuter weer optillen. Ik was er alleen soms te uitgeput voor. Het zou nog maanden duren vooraleer ik het gevoel had dat het risico op een postnatale depressie was afgewend.

Nee, aan borstvoeding moet je al helemaal niet beginnen als je nog minder dan vijftien weken thuis kan zijn. Volgens Rutten moeten vrouwen zelf kunnen kiezen of ze borstvoeding willen geven. Er zijn net heel wat vrouwen die maar wat graag borstvoeding zouden geven, maar het niet volhouden. Omdat ze geen goede begeleiding en informatie krijgen én omdat ze al zo snel weer moeten afbouwen. Ik weet uit eigen ervaring dat drie maanden niet lang genoeg is om een goede basis te hebben om borstvoeding vol te houden. Als je mensen echt de keuze wil geven, zorg dan voor een kader dat elke keuze mogelijk maakt.

Nee, vaders gaan niet plots massaal beslissen om meer te zorgen wanneer je hen de vrije keuze geeft. Het bestaande ouderschapsverlof wordt nog steeds overwegend door vrouwen opgenomen. Mannen worden onder druk gezet om niet eens hun schamel vaderschapsverlof van tien dagen te gebruiken. Bazen zullen hen zien komen wanneer ze in bevallingsverlof willen gaan. Overigens, wie zegt dat vrouwen dan niet gewoon óók onder druk zullen worden gezet om minder dan drie maanden thuis te blijven. Leuk hoor, zelfs voor dat basisrecht moeten vechten.

Ja, we moeten dringend iets aan die traditionele rollenpatronen doen. Laat vaders zorgen, zonder dat ze ervoor aangekeken worden. Maar laat dat alstublieft niet ten koste gaan van het korte moederschapsverlof. Breid het vaderschapsverlof uit. Verplicht het zodat werkgevers jonge vaders niet meer onder druk zetten. En Gwendolyn, als je jezelf dan toch zo graag feministe noemt, doe dan eerst eens iets aan die ondermaatse kinderopvang voor je voorstellen lanceert die iedereen weer sneller aan het werk moeten krijgen.

 

Veel mensen zijn gisteren al in hun kwaaie pen gekropen over dit thema. Ik vroeg me af of ik nog wel iets toe te voegen had, maar: hoe meer lawaai, hoe beter. Als je meer opinies wil lezen hierover:

Rutten vs moederschapsrust

Mogen we even, Gwendolyn?

http://www.demorgen.be/opinie/even-snel-een-band-opbouwen-met-de-baby-zo-werkt-het-niet-mevrouw-rutten-b1b71a27/

http://www.demorgen.be/opinie/gwendolyn-rutten-blijf-van-die-vijftien-weken-moederschapsverlof-af-b19fe166/lDVR7/

http://www.femma.be/nl/blog/artikel/waarom-verplicht-vaderschapsverlof-een-goed-idee-is

Beste mevrouw Rutten

De blootheid van de blogger

 

Van Sigrid kreeg ik de Liebster Award. Dat is een soort van kettingbrief onder bloggers. Ze vroeg me hoe ik sta tegenover mezelf blootgeven in een blog. Wel, ik vind dat een moeilijke. Want hoe beantwoord ik die vraag zonder prijs te geven wat ik niet deel?

Over sommige dingen blog ik open en complexloos. Ik durf het ware gelaat van mijn verdriet over mijn moeder te laten zien. Ik ga ervan uit dat die emoties zo universeel zijn dat de meeste mensen er iets in herkennen. Bovendien is mijn moeder dood. Ze kan er niet meer over aangesproken worden.

Er zijn veel dingen waarover ik wel wil maar niet durf te schrijven. Soms wou ik dat ik de moed had om even eerlijk te zijn als Prinses. Maar zij is anoniem en ik niet, dus daar is dat. Misschien begin ik op een dag een nieuwe anonieme blog. Alhoewel, dat lijkt me ook weer zo’n gedoe.

Hét dilemma van elke blogger die toevallig ook mama of papa is; wat schrijf ik over mijn kinderen? Hoe veel informatie gooi ik over hen op het internet? Het zijn ten eerste niet alleen mijn kinderen. Mijn man heeft serieuze bedenkingen bij bloggen over en foto’s verspreiden van de kinderen. Dat was bijvoorbeeld een discussie in het weekend van hun verjaardagen en de bijbehorende verjaardagsbrieven (hier en hier). Ik heb ze gepubliceerd, met de belofte dat ik erover zou nadenken of ik dit niet op een andere manier kan doen de komende jaren.

Uitgerekend datzelfde weekend werd ik voor het eerst herkend op straat. Op de Grote Parade sprak niemand minder dan Coeur me aan: ‘Sofie? Sofie Strubbe?’. Dat was even schrikken. Ze herkende me bovendien aan mijn dochter. Ik vond het fantastisch om Coeur eindelijk te ontmoeten, maar het was wel confronterend om herkend te worden om wat ik online zwier.

Ik denk soms: zo lang ik mijn kinderen niet te kakken zet, zal het wel allemaal meevallen. Of niet? Een tijdje geleden las ik deze blog over kinderen in de online etalage. Ik hoorde een collega vertellen dat ze een filmpje maakte van haar zoon en een vriendje, en dat het vriendje angstig vroeg om het niet op Facebook te zetten. Misschien vinden onze kinderen het dus niet zo leuk dat ze gemeengoed zijn geworden. Ik denk na over die dingen, maar ben er niet uit wat ik ermee aan moet.

Er is één belangrijke reden dat ik tóch over hen blijf schrijven. Als ik de pech heb om maar even kort mee te gaan als mijn ((over)groot)moeder, dan hoop ik dat mijn kinderen blij zijn met de kleine herinneringen die ik voor hen heb bewaard. Of het dan in een openbare blog moet zijn, is natuurlijk de vraag.

Dus ja, hoe open blog ik? Dat ik het zelf niet weet, eigenlijk. Maar ik neem aan dat zowat alle bloggers, zeker de mamabloggers, hiermee worstelen. Hoe zit het bij jullie? Dat wil ik Liebster Award-gewijs in het bijzonder weten van Mrs. Brubeck, Levelieze en Annelies in Boekenland. En dit wil ik nog liever weten: wat betekent bloggen voor jou? Wat draagt het bij aan jouw leven? Waarom zou je het al dan niet erg vinden mocht je plots niet meer mogen bloggen?

We zijn overigens ook nog steeds op Facebook te vinden.

Zondermoederdag

DSCN0068

Ik denk aan mijn broer die niets te vieren heeft vandaag. Geen moeder meer om bloemen voor te kopen.
Ik denk aan mijn zus die bulkt van moederschap. Een peuter op de arm, een bijna volgroeide baby in de buik, een (mee)moeder naast haar. Toch zal deze Moederdag voor haar over iets anders gaan.
Ik denk aan vriendinnen en collega’s die al jaren Zondermoederdag moeten ‘vieren’ in mei. Vriendinnen die moeder zijn of worden en dat doen zonder moeder aan hun zijde.
Ik denk aan het bloemetje dat Martha maakte op school. Ik heb het naast het prentje van mama gezet. Daar staat het perfect.

Ik denk aan mijn moeder die de helft van haar leven een moeder heeft gehad en de andere helft van haar leven een moeder is geweest. Geen overlap. Ze was net zwanger van mij toen haar moeder stierf.

Ik denk aan één van mijn eerste herinneringen aan mijn moeder. Na de eerste kleuterklas was de gemeenteschool in ons dorp plots gemengd geworden. Alle vriendinnetjes die voorheen in de ‘nonnenschool’ zaten, waren er op 1 september niet meer. Die avond huilde ik in bed om mijn vriendinnetjes. Ik lag in de kamer die ik toen nog deelde met mijn zus. Er lag rode tapis plein, de muren waren donkerblauw en aan één muur hing behangpapier met palmbomen. Het was er altijd donker. Op mijn bed lag het dekbed van de troetelbeertjes. En ik huilde om mijn vriendinnetjes.

De volgende ochtend hoorde ik mijn moeder kordaat aankondigen: ‘kgoan tegen de nunnen goan zeggen da Sofie nie mi were komt‘. Ik zat in de living bij het grote raam en zag haar vertrekken. Daar zat ik nog toen ze terugkwam en me vertelde dat ik nu weer bij Meggie en Sophie in de klas zat.

Ik herinner me hoe gesteund en begrepen ik me voelde. Ik keek op naar mijn moeder, dat ze zoiets kon, en zo snel. Ik was een kleuter en er werd naar me geluisterd. Ik kreeg niet altijd mijn goesting, maar als het belangrijk was wel.

Ik wil dat mijn kinderen ook zo’n moeder hebben. Ik wil dat ze naar me kijken zoals ik toen deed, die eerste keer dat ik voelde hoe mijn moeder voor me opkwam, hoe ze aan mijn kant stond.

Een moeder is iemand die lief is en naar je luistert. Een moeder is iemand die de wereld voor je verandert als dat nodig is.

Koester alle moeders. Ze zijn het waard.

 

 

 

(O ironie. Ik schreef deze herinnering op. Letterlijk een uur later vernam ik dat 5 van de 20 kindjes in Martha’s klas volgend jaar van school veranderen. Life has a funny way of sneaking up on you ….)