Maandelijks archief: oktober 2016

Constructiefout in het onderwijs en de samenleving

20160916_094757

Ik zat bijna te huilen bij de reportage over zindelijkheid in het kleuteronderwijs op Pano gisterenavond. Voor wie het gemist heeft: heel veel huilende kleuters, veel natte broeken en enkele ploeterende kleuterjuffen die ons eeuwigdurende respect verdienen. Kleuterjuffen hollen van de ene kakkebroek naar de andere, en hebben amper de tijd om de kinderen iets te leren.

Wat doen we onze kinderen en juffen (en occasionele meester) toch aan? En waarom? Allemaal omdat we met zijn allen meer en langer en harder en flexibeler moeten werken. Want ja, De Economie … de Heilige Economie. Dít gaat over het kostbare weefsel van de samenleving: onze kinderen. Minister van Onderwijs Hilde Crevits – partijgenote van dhr. Wet Peeters nota bene – getuigt van een totaal gebrek aan visie wanneer ze met een beschuldigend vingertje naar die luie ouders wijst. ‘Het is de verantwoordelijkheid van de ouders, niet van de school’, bleef ze herhalen. Dat het voor haar een erezaak was om haar kinderen zindelijk naar school te sturen, voegde ze er terloops aan toe. Proficiat, mevrouw Crevits, maar dat is totaal irrelevant. Je kan trainen zo veel je wil: als je kind er niet klaar voor is, is het er niet klaar voor. Dat staat zelfs letterlijk in een brochure van Kind & Gezin, en die staan nu toch bepaald niet bekend om hun alternatieve opvoedingsadviezen. Maar vooral: wanneer moet je als ouder de tijd maken voor zindelijkheidstraining? ’s Ochtends voor half acht of ’s avonds na half zeven? In het weekend? Als je met beiden fulltime werkt, zijn dat namelijk de enige tijdstippen waarop je zelf met je kind kan bezig zijn.

Nog triestiger dan die vuile broeken: kleuters die in slaap vallen waar ze zitten. Een schooldag is veel te lang voor een kind van 2,5. Middagdutjes kunnen in de meeste scholen niet. Kleuters ’s middags komen ophalen, is nu eenmaal geen optie als beide ouders en de grootouders werken. ‘De regering vindt dat mensen steeds harder en langer moeten werken, maar dan moeten ze ook niet zeuren als ouders hun kinderen niet ’s middags komen halen’, verwoordde professor Michel Van den Broeck het heel treffend. Hij wees meerdere keren op de constructiefout in ons onderwijs.

Mevrouw Crevits, die verantwoordelijkheid van de ouders, wat is het nu: allebei 40 uren gaan werken of je kinderen perfect opvoeden? Want ik ben een beetje in de war. Wordt het niet eens tijd om die constructiefout grondig aan te pakken? Volgens mij is het hoog tijd dat we serieus nadenken over scholen die zich aanpassen aan de kinderen, i.p.v. omgekeerd, en een maatschappij die zich aanpast aan de gezinnen, i.p.v. omgekeerd. Een dertigurenweek, echt werkbaar werk, meer respect voor mensen in het onderwijs en zorgberoepen, ophouden met het onderwijs kapot te besparen … Dát zou getuigen van visie, mevrouw Crevits en collega-ministers. Volgens mij is het dringend tijd dat wij ú op uw verantwoordelijkheid wijzen.

Als u inspiratie zoekt, Femma heeft hier een uitstekend dossier over.

Klein geluk #4 – de herfst

Opraapsels

De eettafel, het mandje van mijn fiets, Martha’s boekentas, overal vind ik rondslingerende kastanjes. Waar we ook gaan, loopt ze met haar ogen naar de grond. Al dagenlang blijft ze even enthousiast over elke kastanje die ze opraapt: ‘Kijk mama, een kastanje!’, roept ze. Alsof er geen honderd per vierkante meter liggen. Ze komt thuis met jaszakken vol beukennootjes, okkernoten, eikels, stenen, kastanjes, groene, bruine en rode bladeren en veren. Ik wist niet dat in de herfst niet alleen bomen hun blaadjes maar ook vogels hun veren verliezen. We komen thuis en ze stalt alles uit. Intussen heeft ze al geleerd dat ze beukennootjes wel en wilde kastanjes niet mag opeten. ‘Maar mama, gaan we eens kastanjes met een pluisje zoeken‘, vraagt ze. We gaan met haar naar bossen en parken, maar voorlopig zonder succes. Er zijn geen tamme kastanjes dit jaar.

Fiets

We zitten met zijn drieën op de fiets. Dat is wat harder trappen dan anders, maar des te gezelliger. Ik ben nu zo’n moeder die schaamteloos luid vals zingt op de fiets. We zingen van Beertje Bruin, Maja de Bij en de boekentassencontroleur. Elke keer dat ik stop met zingen, zegt Thomas ‘nog‘. Hij wiegt heen en weer en draait met zijn handjes. Hij zwaait naar iedereen die we tegenkomen en roept: ‘aajoooo! dada!’

Ik bleef hem lang mijn ‘baby’ noemen. Maar nu hij begint te spreken, kan ik niet langer ontkennen dat bij een echt kindje is geworden. Hij zegt Loo (Lore), tauto (auto), teei (trein), pap (stappen, trap of pap, afhankelijk van de context), pappel (appel), boo (framboosje), paapee (aardbei). In Martha’s school heeft hij al een vriendje gemaakt. Ze hebben allebei een helm en zijn even groot. Hij is er dol op.