Maandelijks archief: oktober 2017

Opruimen: tip van de dag

Mensen die mij een beetje kennen, fronsen voorzeker de wenkbrauwen wanneer ze de titel van deze post lezen. Gaat Sofie opruimtips delen? Er zijn geen zekerheden meer! Wees gerust, het is hier nog steeds een rommel van jewelste. Maar wanneer ik niet naar mijn sleutels aan het zoeken ben, schrijf ik wel eens een verhaal. David Troch koos mijn handpalmverhaal ‘Opruimen‘ uit als tip van de week op Azertyfactor, een schrijfplatform van Creatief Schrijven. Dit schrijft hij:

“Openingszinnen. Ik heb iets met openingszinnen. En zonder twijfel vele andere lezers met mij. Van meet af aan wil ik verrast en meegezogen worden. Dat effect heeft de eerste zin van ‘Opruimen‘. Bij het opruimen gooi je allerlei rotzooi weg, maar je oma? Heerlijke verrassing! Lekker ongewoon. Al zie ik Pipi Langkous het zo doen. De tweede zin vergroot de absurditeit alleen maar. Met overdrijvingen kun je in dit soort verhalen niet te veel overdrijven. Sofie trekt de lijn in het hele flitsverhaal dusdanig goed door dat ik haast geloof dat het allemaal waargebeurd is. Geloofwaardigheid, minstens net zo belangrijk als een openingszin die de lezer het verhaal inzuigt.”

En als je een half minuutje tijd hebt, kan je mijn verhaal hier lezen:

Opruimen

Nadat ik een boek over opruimen las, waarin stond dat ik alleen moest houden waar ik blij van werd, gooide ik per ongeluk mijn oma weg. Het duurde wel twee weken voor we het merkten. Papa was niet blij. Hij zei dat ik oma moest gaan zoeken. In de kringwinkel en het containerpark herinnerden ze zich niets van een binnengebrachte oma. ‘Maar eigenlijk missen we haar toch ook niet,’ zei ik. ‘Daar heb je gelijk in’, zei hij. ‘Zie je wel dat je van opruimen blij wordt’, zei ik, en ik gooide hem bij het grofvuil.

Peter De Graef, ik verklaar u de liefde

Er zijn maar weinig liefdes die standhouden van je 17de tot je 32ste. Ik heb er vier: Leonardo DiCaprio, Harry Potter, Tom Lanoye en Peter De Graef. Vorige week heb ik de laatste twee live aan het werk gezien. Het was een goede week. Op dinsdag zag ik mijn favoriete taalvirtuoos Lanoye bezig op de voorstelling van zijn nieuwe boek. Die man horen spreken, is een genot. Wat hij vermag met taal … het is weinigen gegeven. En vrijdag ging ik naar de première van ‘Twee zielen, drie levens, zes mensen’ in CC Berchem, van die andere taalvirtuoos en misschien wel de grootste mijner oude liefdes: Peter De Graef. Ik wil al jaren iets over die liefde schrijven, maar elke keer ik eraan begin, komen er alleen krakkemikkige zinnen uit mijn vingers. Maar ik moet toch eens gezegd hebben wat ik wil zeggen, al is het dan maar in krakkemikkige zinnen.

‘Want weet ge… Principes, overtuigingen, visies, theorieën, bewijzen …. Ach, ach, ach …. Dat is allemaal maar speelgoed. Dat is voor kinderen. En speelgoed sterft als ge ouder wordt. Ge kunt op uw twintigste uwen beer nog wel’s vastpakken en hem wat recht zetten, Maar hij leeft niet meer. Hij heeft nooit geleefd. Dat hebt ge zelf gedaan. We hebben vroeger een eerste minister gehad en die zei: Principes die moet ge uiteindelijk lossen … En dan moet ge dat doen zoals ge op een receptie een wind lost. Behoedzaam. En zonder al te veel… Herrie. Dat was een wijze mens.’ (Uit Niks, Peter De Graef)

‘Niks’ moet één van de eerste stukken zijn die ik ooit zag. We moesten voor Nederlands naar het theater gaan en recensies schrijven. Als 17-jarige was het theater totaal nieuw voor mij. Net als de meeste klasgenoten koos ik ‘Niks’ uit de lijst van de leerkracht. Ik zie ons daar nog zitten in dat kleine zaaltje in De Werf in Brugge. Ik herinner me nog flarden van het stuk, maar wat me vooral nog glashelder voor de geest staat, is het gevoel dat ik erbij had. Ik was totaal overdonderd. Dat zoiets bestond. Dat iemand zoiets kon schrijven. Dat iemand zoiets op een podium kon brengen. En dat ik ernaar mocht kijken. Jaren nadien citeerden mijn beste vriendin A. en ik nog zinnen uit dat stuk. ‘Wij zijn twee zebra’s in een veld vol ezels’, werd onze persoonlijke lijfspreuk. We dweepten zoals alleen 17-jarigen dat kunnen. Nu, vooral ik dweepte. A. was altijd minder dweperig van aard.  Maar ik was een 17-jarige germaniste-in-spe. Dwepen was mijn plicht.

Voor mijn recensie kreeg ik 9,5 op 10. De lerares had een half punt afgetrokken voor een dt-fout die ik mezelf nooit vergeven heb. Ik sloot mijn recensie af met de woorden die Peter De Graef uitspraak terwijl hij zich kletsnat liet regenen: ‘Maar vanbinnen word ik toch niet nat’. En ik ben er dus in geslaagd om ‘wordt’ te schrijven, zo onder de indruk van Peter De Graef was ik. Intussen heb ik al twee keer mijn zolder ondersteboven gekeerd op zoek naar die recensie, waarvan ik zeker weet dat ik hem nog lange tijd bewaard heb, maar ik vind hem niet meer terug. Zo spijtig.

‘Waarom moeten wij allemaal ons hele leven wankelend op een overmaatse surfplank staan gillen dat we ons amuseren? Waarom mogen wij niet gewoon ademen en That’s it. Ik adem! Ik zit hier en ik adem.’ (Uit Niks, Peter De Graef)

Daarna heb ik jarenlang niets van hem gezien. ‘Niks’ was voor mij zo’n unieke belevenis dat het niet in me opkwam dat Peter De Graef misschien nóg mooie dingen maakte. Tot ik hem jaren geleden heel toevallig en ik weet zelfs niet meer hoe herontdekte, met ‘Zielsverwanten’ of ‘Stanley’, denk ik, en ik dacht: hé, was hij dat niet, en ik de tekst van ‘Niks’ terugvond en ik tranen met tuiten huilde bij de herontdekking van dat moois. Sindsdien heb ik bijna alles gezien. Ik nodigde eerst drie, dan vijf, dan tien mensen mee uit, tot ik voor ‘Onze Koen’ vergat tickets te bestellen omdat ik inmiddels vijftien mensen uitnodigde. Nu neem ik er nog maar drie en mijn man mee, op voorwaarde dat ze binnen het uur reageren wanneer ik vraag: ‘Ga je meer naar Peter De Graef, ik bestel nu tickets’. En zo zaten we daar vrijdag, met zijn vijven, in het zachte, rode pluche van CC Berchem om opnieuw totaal overdonderd te worden door woord en beeld en ideeën en muziek. En ondanks het zachte pluche zat ik ademloos op het puntje van mijn stoel tot het voorbij was. Peter De Graef raakt me nog steeds even hard als hij dat een half leven geleden deed. Die man is een genie.

Nu ben ik 32 en ik dweep nog steeds als een 17-jarige. Maar het is niet dwepen als het goed is. Als je de kans krijgt om ‘Twee zielen, drie levens, zes mensen’ te gaan zien, doe het. Ge zult er geen spijt van krijgen.

 

© www.janmarchand.be