Categorie archief: borstvoeding

Komt een moeder bij de kinderarts

Ik heb al veel gehoord over kinderartsen die geen snars van borstvoeding snappen. Nu heb ik het zelf meegemaakt. Ik ben vorige week ge-Nestlé-d.

Kind 2 huilt veel, vooral ’s avonds. Ik denk: krampjes of reflux. Dus ik naar de dokter. Ik vraag op een borstvoedingsforum de naam van een borstvoedingsvriendelijke kinderarts. Wanneer die niet beschikbaar is, denk ik: de eerste de beste kinderarts zal ook wel goed genoeg zijn. My bad.

Nestléfied

Kinderarts weegt kind. Kind blijkt veel te mager. Honger. Het kind had honger, daarom huilde hij. Mamafail. Maar aan de andere kant ook niet, want als moeder zit je veel te dicht op je kind, zeker als je borstvoeding geeft. Je kan dat niet zelf zien. Je hebt daar een extern paar ogen voor nodig. Ik heb het met Kind 1 ook meegemaakt, en nu dus weer. Het is niet onlogisch dat hij honger heeft. Ik heb een borstontsteking gehad en daarna ook best veel meegemaakt, en veel te weinig geslapen, waardoor mijn lijf niet optimaal is om er twee mensen mee in leven te houden.

Tot zover kon ik dus volgen. Maar dan het advies van die dokter. “Starten met ingedikte pap. Afbouwen naar 5 of 6 voedingen per dag. Flessen van 200 ml. Hier, twee stalen Nan. En als je het niet kan laten, die borstvoeding, kolf dan maar even af.”

Ik was verbouwereerd en ben beginnen huilen toen ik buiten kwam.

Melk, zweet en tranen

Kijk, die dokter kan niet weten welke drempels ik overwonnen heb om borstvoeding te kunnen blijven geven. Vastberaden opnieuw proberen na een moeilijke eerste borstvoedingservaring. Kolven op de sterfdag van mijn moeder. Met stuwing rondlopen op haar begrafenis. Een borstontsteking overwinnen en intensief relacteren. (Minder succesvol dan ik dacht, blijkt nu.) Melk, zweet en tranen. Ik was er niet goed van dat die kinderarts met haar lompe poten en haar Nestlé Health Agenda zonder verpinken zei: “Uw borst is niet goed genoeg, uw kind is te mager”. Slechtemoederalarm!

Nadat ik even gehuild had, heb ik drie dingen gedaan:
– Ik heb mijn vervolgafspraak geannuleerd.
– Ik heb mijn vroedvrouw opgebeld.
– Ik heb me even doof gemaakt voor iedereen die zei ‘borstvoeding is het beste’ of ‘geef hem algauw een fles’ en ben bij mijn eigen gevoel te rade gegaan.

De conclusie van dat laatste is dat mijn zoon nog steeds borstvoeding krijgt, maar dat dat niet meer zijn enige bron van leven is. Het haalt de druk van mijn schouders. Hij krijgt voldoende eten van ergens anders, maar hij krijgt ook nog twee keer per dag en ’s nachts Het Allerbeste van mij. Ik vind het goed zo. Andere moeders hadden in mijn plaats ongetwijfeld andere keuzes gemaakt en dat is oké. Dit is mijn kind en dit is mijn keuze. En die keuze is de beste die ik momenteel kon maken voor ons allebei.

Vroedvrouwen for the win!

En overigens. De vroedvrouw kwam, woog het kind en zei dat ik goed bezig was. Want als ik zijn curve bekijk – die hoe dan ook te veel is gezakt na die borstontsteking, dat zie ik ook – dan is de weging van de kinderarts een dal. Ze heeft haar weegschaal ongetwijfeld ook van Nestlé gekregen.

Een Nobelprijs voor alle vroedvrouwen graag!Curve Thomas 5 maand

Piepklein

Ik ren als een kieken zonder kop door het leven. Het is veel: aftellen naar mama haar afscheid en nog het maximum uit de tijd met haar willen halen, een peutertje dat ik zo graag de aandacht zou geven waar ze om hengelt, een baby voor wie ik strikt genomen de enige persoon ben die hij nodig heeft. Ik geef hem nog borstvoeding. Dat heeft alleen maar voordelen, maar is ook verdomd hard werken.

De moeilijke melkweg

Met elk probleem dat op onze melkweg komt (borstontsteking, productiedip), zit ik in tweestrijd of ik er onder de huidige omstandigheden niet beter mee zou ophouden. Borstvoeding is momenteel het enige waar ik nog een beetje energie op kan rantsoeneren. Het vreet me op, maar ik wil en kan nog niet stoppen. Dat is niet eens uit altruïsme. Twee belangrijke drijfveren zijn momenteel dat langer voeden de kans op borstkanker kan verkleinen (of uitstellen)* en het nachtelijk ouderschap: Thomas heeft nog minstens 3 voedingen per nacht nodig. Er is een groot verschil tussen half slapend een slapende baby aan het buffet schuiven of wakker worden, opstaan, nog wakkerder worden, een fles maken voor een intussen huilende, wakkere baby. Als het dan toch gaat over energie rantsoeneren …

Terwijl ik me al die zorgen maak en pieker en nadenk en dingen laat rondtollen in mijn hoofd, en beslis om te stoppen, nee toch verder borstvoeding te geven, groeien en ontwikkelen mijn kinderen maar zonder dat ik tijd heb om naar hen te kijken.

En als hij lacht …

Thomas ligt in zijn park en houdt een olifantje vast dat aan zijn speelketting hangt. Hij draait het om, bestudeert het aandachtig en lacht ernaar. Ik leg hem op zijn buik en terwijl ik enkele seconden naar ergens anders kijk, rolt hij naar zijn rug. Hij probeert van zijn rug naar zijn zij te rollen. De weinige momentjes op een dag dat ik bewust tegen hem babbel en hem niet alleen op automatische piloot verzorg, schaterlacht hij wanneer ik hem kietel of kiekeboe speel of gewoon nog maar nies. Ik denk dat hij nog steeds mijn pasgeboren baby’tje is, maar nu blijkt dat we dat station allang gepasseerd zijn. Waar was ik toen dat gebeurde?

Martha babbeluutje

Martha babbelt. En kletst en tatert en babbelt en praat en kwaakt. ‘Martha is een babbeluutje’. Zelfkennis is het begin van alle wijsheid. Ze opent haar ogen en begint te kletsen en ze zwijgt pas wanneer ze ’s avonds in slaap valt. (En dan nog durft ze in haar slaap eens te vertellen over haar dag.) Soms valt mijn mond open van verbazing om de dingen die ze uitkraamt. Zo’n klein kind. Zo’n grote taal.

Gisteren vroeg mijn zus wanneer ze voor het eerst ‘mama’ zei. Ik weet dat niet meer. Ik zou het jammer vinden als over een paar jaar blijkt dat ik niet meer weet waarom ik zo onder de indruk was van Martha haar getater. Daarom probeer ik geregeld enkele dingen op te schrijven. Hieronder een deeltje van de oogst.

– Martha, ben jij een prinses?
– Nee, Martha is een koning.

– Waarom moet je je tandjes poetsen?
– Anders krijgt slechte tandjes. Das niet de bedoeling é.
Of een variatie op het thema: – Anders komt de beestjes. Tandjes nie afpakken!

Ik ben Thomas nog aan het voeden in bed en kan niet meteen opstaan als Martha wakker wordt. Door de babyfoon hoor ik haar roepen: Mama. Mama. Mama-a-a-a-a. Mama-a-a-a-a-a-a. Mama Sofieeeee. Met de bruine haartjes mamaaaaa!

Achterin de auto: ’t is groen, je mag vertrekken!

– Koekje, Martha wil een koekje.
– Martha, als je nu stopt met zagen tot papa thuis is, dan krijg je een koekje als hij thuiskomt.
Een konijntje, zegt ze nog snel, zodat meteen duidelijk is welk koekje ze graag wil. En dan leest ze verder in haar boekje. Ik hoor haar niet meer. Een half uur later komt Mehdi thuis. Ik ben allang vergeten wat ik haar beloofd had. Maar zij loopt naar de gang: ‘papa, Martha krijgt een koekje?

– sjaab begeeyr, Martha (slaapwel in het Perzisch)
– Nee nog nie sjaab begeeyr, Martha is nog nie moe.

Je ziet haar hersentjes werken en experimenteren met haar vervoegingen.
– Martha bent een boterham aan het eten.
– Martha wil water drinken.
– Martha zijn weg.
– Martha is aan het roepen.

We zijn op zeehondensafari geweest. We hebben gezien: veel water en enkele zeehondjes. Maar zij heeft blijkbaar nog veel meer gezien.
– Martha wat heb je gezien?
– Weet da ni (de luiheid van haar papa)
– Zeehondjes?
– Ja, en een walvis!

Ze zingt zelfs al liedjes:
Dikkertje Dap klomt op de trap, ’s morgens vroeg. Klontje te sjeven. Roetsj. Boem. Au. Dag gijaf, morgen komte weer met de trap.

– Weet je wat ik heb gekregen?
– Rode laarsjes voor de regent!
– Kerel, kerel, ik sta
– Paf!

Ze brengt de afstandsbediening van de cd-speler en zegt: naar het ‘sjondje van de bakker’ luisteren.

Ze is grote fan van Alfred J Kwak.
– Martha ga naar Algred kijken. Van de sjliegend tapijt.
En commentaar geven tijdens de aflevering
– Nie opendoen, Algred!
– O, daar is Dolf.
– O, wat doen de tijgers nu.

En achterop de fiets zingt ze het liedje van Alfred:
Spette piete paate, ga nog nie naar huis, komt e druppel later.

Of: Zeg Roodkapje waar ga je, zo alleen, zo alleen. Ben niet bang goo de wilde dieren, ben niet bang, ben niet bang.

Ze kruipt op het bed en legt het dekentje over haar beentjes en pakt een boekje. Wijst naar het plekje naast haar.
– Mama, jij hier zitten. Gezellig é!

Ze stapt uit de auto en zegt:
– Snel naar binnen want het regent een beetje
– En dan word je?
– Nat!

Als ik met Thomas in de draagdoek naar de crèche kom, komen alle peutertjes op ons toelopen om naar de baby te kijken. Martha: Nee, Lewis, dat is mijn broertje! Dat is mijn Thomasje!

Ze houdt een schelpje aan haar oor: als luistert, hoort de zee

Met haar onderhandelingsskills is er niets mis.
– Martha, eet je boterham!
Zeker?
Of haar nieuwste ontdekking: Waarom?

– Koekje? Ja? Oké. 

Ze maakt ook al plannen voor de toekomst:
Als Martha groot is, mag ze met de auto rijden.
Als Thomas groot is, mag hij stappen. Thomas is nog klein. Piepklein.

Piepklein. Dat is ze zelf ook. Maar ze babbelt als een grote.

———————————————————————————————–

* Dat van die borstkanker en borstvoeding las ik hier: http://www.theguardian.com/science/2013/aug/15/breastfeeding-six-months-breast-cancer
Hier las ik er een aannemelijke uitleg voor: http://www.breastcancer.org/risk/factors/breastfeed_hist

Mamahonger

Plots hadden we twee kinderen. En o mijn god, dat zijn er zo veel meer dan één. Want dat vind ik het moeilijkste: de aandacht verdelen. Martha is gewoon om haar mama volledig voor zichzelf te hebben. Ze heeft vaak mamahonger en tot nu toe heb ik geen kans onbenut gelaten om daar voluit aan toe te geven. Martha is namelijk niet de enige die zich oplaadt aan de knuffelmomentjes. Maar nu moet ik uitleggen dat ik haar niet mag optillen wanneer ze vraagt ‘mama pakken’. Nu kan ik haar niet in haar bedje leggen na haar verhaaltje. Nu moet ik op het verzoek ‘mama schootje’ vaak antwoorden: ‘als Thomas klaar is met drinken, mag je op mama haar schootje zitten’. It hurts.

Voor Thomas zorgen is supergemakkelijk in vergelijking met de eerste weken van Martha. Maar voor Martha en Thomas zorgen verscheurt mijn moederhart in tweeën. Knuffelen met Martha en tegelijk Thomas horen smakken en zoeken naar de borst? Of moet ik dan uitleggen aan Martha dat Thomas echt niet kan wachten als hij honger heeft en dat zij maar even geduld moet hebben?

Thomas eist zijn plaats in dit gezin op. Hij kan een hele namiddag op mijn buik liggen slapen, om dan wanneer zijn grote zus terugkomt van de crèche te willen clusteren tot ze gaat slapen. Als Mehdi Martha uit haar bedje gaat halen en ze ziet dat Thomas bij mij ligt, komt me dat op een stink-eye te staan. Ze negeert dan ook alles wat ik zeg. Het enige woord wat haar uit beeld-zonder-klank-modus kan halen, is ‘chocolade’. En we willen ook nog een beetje pedagogisch verantwoord zijn, nietwaar.

We zijn gelukkig met twee ouders voor twee kinderen. Dat zou meer dan genoeg moeten zijn. Maar mamahonger is mamahonger en ik ben maar één mama.

To breastfeed!

Een tweede kind is zo veel gemakkelijker dan het eerste. Ik ben al 13 dagen opgetogen over hoe gemakkelijk het is om voor Thomas te zorgen. Tegelijk voel ik me al 13 dagen schuldig over alle dingen die ik verkeerd heb gedaan in Martha haar eerste levensmaanden. Te beginnen met borstvoeding.

Enkele maanden geleden heb ik geschreven waarom ik ertegenop zag om opnieuw borstvoeding te geven. Mensen die er iets van weten hebben me toen verzekerd dat het niet zo hoeft te gaan, dat het ook pijnloos en vlot kan. Ik had veel redenen om het opnieuw te willen proberen. Naast the usual suspects (gezond, natuurlijk, goedkoop, wereldgezondheidsorganisatie etc. etc.), is dit voor mij de belangrijkste: je kan er niets fout mee doen. Als je baby huilt en je weet niet zeker waarom: borst. Dat kan je met een flesje niet (denk ik). Bovendien ben ik te lui om ’s nachts op te staan om poedermelk te maken.

Dus ik wilde slagen. And I made it work! Ik steek een dikke pluim op mijn eigen hoed.
Wat ik anders heb gedaan:

Huid-op-huid

Het begon op de bevallingstafel. Er was een kort dood moment: ik zat te wachten op de anesthesist voor mijn epidurale en de vroedvrouw vroeg of ik borstvoeding zou geven. Ongepland en met de assertiviteit die misschien eigen is aan vrouwen in de verloskamer maar die voor mij heel vreemd aanvoelde, vroeg ik of ik misschien zou mogen skinnen met mijn kindje na de operatie. Martha heb ik immers bij mij gekregen ingepakt in twee lagen kleren en een dikke deken. Het heeft twee dagen geduurd voor ik mijn kind zonder kleren zag. Nu ik meer van borstvoeding weet, acht ik de kans groot dat daar de kiem is gelegd voor mijn problematisch lage melkproductie.

Er was (nog) geen procedure voor huid-op-huid bij keizersnede voorzien in wat zowat het meest technische verloskwartier van Antwerpen moet zijn, maar mits de gynaecoloog en de anesthesist toestemming gaven, mocht het wel. Mijn immer meegaande aard begon zich al wat ongemakkelijk te voelen bij mijn eigen veeleisendheid, maar de gynaecoloog noch de anesthesist maakten er een probleem van. Zo geschiedde. Ze hebben Thomas 5 minuutjes meegenomen en daarna in zijn pampertje op mijn borst gelegd. De gynaecoloog kwam over het doek piepen: ‘Dat is wel speciaal, je wordt hier dichtgenaaid en tegelijk ligt je baby al bij je’. Speciaal was het inderdaad. En waarschijnlijk de reden dat ik een half uur later op recovery al heuse melk had om hem te voeden.

Melkproductie go go go

Wat ik nog anders heb gedaan: op vraag voeden. Ik snapte niets van borstvoeding toen ik pas bevallen was van Martha. Niemand heeft me toen een behoorlijke uitleg gegeven. Ik dacht dat om de drie uur voeden ook echt betekende om de drie uur. Als ze sneller vroeg, dacht ik dat het niet mogelijk was dat ze honger had. Maar dat had ze natuurlijk wel. Ik had immers niet genoeg melk. En doordat ik haar te lang liet wachten, deed ik mijn eigen melkproductie ook weer teniet. Toen Thomas op dag 1 dus zowat continu aan de borst wilde, heb ik hem gewoon laten doen. Het deed nog geen pijn en het kon alleen maar mijn melkproductie op gang brengen.

En of die melkproductie op gang is!

Mamahonger

Martha moest destijds ook twee dagen op de blauwe lamp liggen. Naast onwennigheid en onkunde om voor een kleine baby te zorgen, was dat voor mijn een extra reden om haar niet uit haar bedje te pakken. Ik herinner me nog als gisteren het moment dat mijn mama Martha uit dat bedje haalde en aan mij gaf met de woorden: een klein baby’tje heeft zijn mama nodig. ‘Dat heeft negen maanden in je buik gezeten en kent alleen jou. En nu zou dat zo alleen in dat bedje moeten liggen?’. Mijn schoonmoeder zat dat op de achtergrond volmondig te beamen. Ik schaam me daar nu een beetje voor, maar het was gewoon niet in mij opgekomen. Ik had me zo laten beïnvloeden door de antiwiegendood-rugslaapcampagnes van Kind&Gezin dat ik dacht dat een baby vers uit de buik best meteen op zijn rug in een apart bedje kon slapen. Wist ik veel dat zo’n baby de overgang van mama naar de grote wereld best via mama kon maken. Ik was zo dom toen!

Thomas heeft de eerste dagen niet van mijn zijde geweken. Het babybedje is pas uit de babybox gekomen toen ik verzorgd moest worden.

De rode knop boven je bed: gebruik hem

Wat ik nog anders heb gedaan: als het aanleggen me alleen niet lukte, heb ik hulp geroepen. Desnoods vier keer voor één borst. Ik besef nu dat het na een keizersnede moeilijk is om een goede houding te vinden om te voeden. Je buikspieren zijn naar neverneverland vertrokken en je moet een baby op je pijnlijke buik leggen, zonder dat je behoorlijk recht kan zitten of naar een gemakkelijkere positie kan verschuiven. Als je baby niet correct aanhapt, liggen je tepels binnen de kortste keren open. Ik heb deze keer wél geprofiteerd van de rode knop aan mijn bed en hulp gevraagd, onder het motto: goed begonnen, half gewonnen. Op nacht drie heeft één van de vroedvrouwen ongeveer drie kwartier op mijn borsten staan duwen. De volgende dag had ik amper nog hulp nodig. Enkele dagen later was de pijn aan mijn tepels ook voorbij.

Nu zijn we anderhalve week thuis en kan ik trots en dolblij zeggen: borstvoeding kan ook pijnloos zijn en gewoon goed gaan! Thomas zat na een dikke week terug op zijn geboortegewicht (3,280 kg) en het ziet ernaar uit dat hij sneller dan Martha op haar geboortegewicht zal zitten (3,810 kg, ze heeft er meer dan drie weken over gedaan).

To breastfeed or not to breastfeed – that is the question

Borstvoeding geven is één van de moeilijkste klussen die ik ooit gedaan heb. Het doet meer pijn dan een tandvleesontsteking; een kind aan je borst zuigt de energie zienderogen uit je weg; er gebeuren dingen met je lichaam waar je weinig controle over hebt. Er is niets rozewolkigs aan die eerste weken. Voor mij was het puur afzien en op de tanden bijten. Volhouden doe je alleen als je er goede redenen voor hebt. Of als je geen andere zorgen hebt.

Of ik het opnieuw ga doen? Ik. Weet. Het. Niet.

Hoe het was – part 1: Kafka in de kraamkliniek

Op de totaal tegenstrijdige adviezen die ik kreeg in de kraamkliniek ga ik niet eens ingaan. Of toch niet hier, misschien later eens. Het was bijwijlen hallucinant. Ik was dan ook erg blij dat ik na een week eindelijk naar huis kon.

Hoe het was – part 2: oost west, thuis breast

Het voeden bepaalde mijn volledige dag. Elke voeding duurde anderhalf uur: een half uur aan deze kant, een half uur aan de andere kant en dan nog een half uur afkolven met een baby op mijn schoot om met heel veel moeite nog 10 cc melk te verzamelen. Dat ritme was nodig om de melkproductie op gang te brengen. Dat gaat moeizamer na een keizersnede. Het heeft weken geduurd voor ik (net) genoeg melk had. Het heeft daardoor ook vier weken geduurd voor Martha weer op haar geboortegewicht was. Met alle ‘ik ben een slechte moeder’-verdriet van dien. En het heeft bovendien ook weken geduurd voor ik erachter kwam dat dit veel te maken had met die keizersnede. Niemand had me dat verteld.

Ik had geen tijd om te douchen. Doordat ik na mijn keizersnede moeilijk uit de zetel of mijn bed kon opstaan met een baby in de armen, vond ik tussen twee voedingen soms zelfs niet de moed of de tijd om even te gaan plassen of een helend zalfje op mijn tepels te smeren. Als er niemand in de buurt was om mij een groot glas water te geven, leed ik gewoon dorst. Ik heb soms liggen vloeken, tieren en brullen van de pijn terwijl ik Martha aanlegde. Die stress kan toch ook niet gezond zijn voor een kind, denk ik. Ik stelde bezoek van vrienden uit tot wanneer Mehdi thuis was, omdat ik geen getuigen wilde bij mijn beproeving, maar ik die mensen toch ook moeilijk uren alleen in mijn living kon laten zitten. Ik kwam niet buiten, uit angst dat ze honger zou krijgen. Mehdi moest ’s nachts alle pampers doen, omdat ik gewoon niet uit mijn bed raakte.

Nochtans had ik goede begeleiding en ondersteuning. Kraamhulp voor het huishouden. Familie die kwam koken, poetsen, strijken. Een vroedvrouw aan huis die me hielp bij de strijd met de borstvoeding, die me de juiste technieken aanleerde. Een moeder en een schoonmoeder en een pak vriendinnen die het ook gedaan hadden en me steunden. En toch heeft het vijf à zes weken geduurd voor borstvoeding geen corvee meer was, voor ik dacht: nu snap ik pas wat mensen er leuk of handig aan vinden. Maar ook toen het goed ging, stroomde mijn melk niet rijkelijk. Van overdadige melkproductie heb ik nooit last gehad.

(Net op de dag dat ik dacht: nu lukt het, kreeg ik overigens een mail van een vriendin: dat ik maar best al kon beginnen oefenen met flesjes voor het vrijgezellenfeest van een andere vriendin over enkele weken. Dan zou ik geruster zijn. Ze was zelf ervaringsdeskundige en het was met de beste bedoelingen, ze had honderd procent gelijk. Maar het kwam toch vrij hard aan, op dat moment.)

Toch volgehouden

Eén van de redenen dat ik heb volgehouden heet Celia Ledoux. Ik had haar boek ‘Slaap je al door?’ naast mijn bed liggen. Ik was erg dankbaar voor dat boek. Ik heb er oprecht heel veel aan gehad en dankzij haar boek heb ik borstvoeding vier maanden volgehouden. En op het einde vond ik het verschrikkelijk dat ik ermee moest stoppen, en mijn kind veel te vroeg naar de crèche moest brengen. Ze heeft ongelooflijk veel wetenschappelijke bewijzen verzameld waarom borstvoeding en hechting zo belangrijk zijn die eerste jaren. En haar boek is geschreven op een manier dat zelfs pas bevallen overbevraagde borstvoedende vrouwen de tijd vinden om erin te lezen. Ik heb heel veel respect voor wat ze schrijft, ook vandaag op De Redactie.

Maar ik heb het wel moeilijk met het idee dat borstvoeding van levensbelang is voor een kind. Ik heb heel veel gehad aan haar boek toen ik er middenin zat en het heeft me geholpen om niet op te geven. Maar nu het wat langer geleden is en ik erop kan terugblikken, vraag ik me af of ik het niet gewoon té lang heb volgehouden. Of het die verschrikkelijke pijn en sociale ballingschap wel waard was.

Voor alle duidelijkheid: ik heb vrij veel gelezen over borstvoeding in die periode en na drie maanden stond ik net niet op het punt om lid te worden van La Leche League. Ik ben een believer in het nut en de voordelen van borstvoeding. Maar het sop moet de kool waard zijn. Ik voelde me tijdens die eerste weken van borstvoeding simpelweg geen volwaardig mens.

En wat nu?

Of ik dat opnieuw wil doen, hangt van veel factoren af. Ik wil ook nog een beetje mama zijn voor mijn tweejarige. En er is de situatie met mijn mama waardoor mijn energiepeil sowieso al op een laag pitje staat. Ik weet niet of ik borstvoeding nog kan optellen bij deze som. Met een vermoedelijke tweede keizersnede verwacht ik ook dat het weer net zo moeilijk zal gaan als de vorige keer.

Natuurlijk wil ik de perfecte moeder zijn en mijn kind het allerbeste geven. Maar als de keuze gaat tussen aandacht en liefde voor twee kinderen enerzijds en moedermelk voor eentje anderzijds, dan weet ik wat zwaarder doorweegt. Opgeven zal niet zonder enig schuldgevoel zijn. Net zoals het niet zonder schuldgevoel is dat ik mijn kinderen op zo jonge leeftijd al naar de crèche breng. Maar ik vind dat ik ook nog een beetje pragmatisch mag zijn.

Anderzijds heb ik nu wel de uitermate verstandige beslissing genomen om vijf maanden thuis te blijven i.p.v. slechts drie maanden, wat het corvee van vijf weken veel meer in verhouding brengt tot de totale periode dat ik borstvoeding kan geven. En ik ga zo poliklinisch als mogelijk met een keizersnede bevallen, zodat ik zo snel mogelijk in de handen van één vroedvrouw ben i.p.v. de kakofonie van vroedvrouwen in het moederhuis.

Ach, ik loop er nu al maanden over te twijfelen. Waarschijnlijk zal het net zo gaan als de vorige keer. Ik neem me voor: ik probeer het en als het niet lukt, hou ik ermee op. En dan begin ik eraan en lukt het niet, maar krijg ik de vroedvrouw over de vloer die zegt dat ik moet volhouden, mijn mama, schoonmama en man die van hetzelfde overtuigd zijn, het boek van Celia Ledoux op mijn nachtkastje, en enkele weken later denk ik: fuck, dit doet zoveel zeer, maar ik ben nu al zo ver gekomen, het zou zonde zijn om het op te geven.

Maar als ik het opgeef, zal het wel mijn eigen keuze zijn, want hoewel borstvoeding geven niet alleen een zaak van de mama is – en ik het volledig eens ben met Celia Ledoux dat het tijd is dat borstvoedingscampagnes dat duidelijk beginnen te maken – is de welgeïnformeerde keuze om ermee op te houden uiteindelijk wel de beslissing van de vrouw die het moet doen.

Als iemand mij overigens een lactatiedeskundige kan aanraden die me kan begeleiden naar een pijnloze borstvoeding, by all means …

Zwangeren (21-11-2012)

De zwangerschapsnieuwsbrief van Kind en Gezin

Vandaag stond er in de zwangerschapsnieuwsbrief van K&G dat het perfect normaal is dat je je op dit moment van de zwangerschap reuzezorgen maakt over bevallen, over het aanstaande moederschap en over de vaderlijke kwaliteiten van je wederhelft. Dit was de eerste keer dat ik iets herkenbaars of bruikbaars in die nieuwsbrief las. De eerste 14 edities gingen voornamelijk over alles wat kon misgaan. Genre: als je veel buikpijn hebt en misselijk bent, kan het ook een buitenbaarmoederlijke zwangerschap zijn. Wat zijn de twee voornaamste symptomen van een doodnormale baarmoederlijke zwangerschap ook weer? Juist ja. Weer een institutioneel opgelegde overbodige paniekaanval.

Vervolgens trad de borstvoedingslobby in werking: les je zijn dorst met de borst (sic)? Paginalange beschrijvingen van de voordelen van borstvoeding met ergens in voetnoot de opmerking dat als het echt niet anders gaat en als het echt echt echt niet lukt, flesvoeding ook een aanvaardbaar alternatief is (al ben je dan onherroepelijk een slechte moeder). Oké, misschien overdrijf ik een beetje, maar toch, zo lijkt het soms. Ik heb genoeg van het borstvoedingsfascisme!

Maar in de nieuwsbrief voor week 24 stond dus zwart op wit te lezen dat iedereen – zelfs ik – ophoudt met uniek te zijn van zodra er hormonen in het spel zijn. Mijn angsten hebben kennelijk niets te maken met mijn persoonlijkheid als eeuwige piekeraar, met de existentiële vraag of mijn twintigjarige zelf het misschien toch niet bij het rechte eind had toen ze uitschreeuwde Nooit Of Te Nimmer kinderen te willen, met het feit dat ik godbetert nooit met poppen gespeeld hebt –wat-zou-ik-dan-een-echte-baby-willen. Nee, puur hormonaal bepaald en dat het wel weer over gaat … Alweer een beslissing van moeder natuur waar ik geen sikkepit van snap. Stress is slecht voor je kind, maar de hormonen zorgen er wel voor dat elke zwangere vrouw op is van de zenuwen.

De info-avond voor “zwangeren”

Omdat ik me graag zo goed mogelijk wil voorbereiden op iets waar niets je voldoende op kan voorbereiden, zijn we eergisteren naar zo’n info-avond voor “zwangeren” geweest in het ziekenhuis. De verzamelterm alleen al doet me gruwelen. Weg unieke persoon, voortaan ben je zoogdier. En dan zit je daar ook daadwerkelijk in een auditorium gevuld met vrouwen van variabele zwangerheid. Of het een band schept? Niet echt nee.
Diverse onderwerpen kwamen aan bod: gaande van de knip tot de postnatale depressie. Iets vrolijks was er evenwel niet bij. Er passeerden geruststellend bedoelde beelden van epidurale verdovingen, diverse bevallingsposities en keizersnedes de revue. Ze hadden een averechts effect. Na elk gedeelte was er de kans tot vragen stellen. Terwijl de vrouwelijke helft lijkbleek naar het scherm bleef staren, bleek de mannelijke helft niet om een vraag verlegen te zitten. Alsof het voor ons nog niet erg genoeg was met de basisinformatie.

De sessie over de postnatale depressie was ook allerminst opbeurend. Het zit namelijk zo. Blijkbaar bevat de placenta allerhande hormonen die euforisch maken. Bij de bevalling stoot je heel die massa euforie in één beweging uit. Bijgevolg word je na je bevalling droevig. Bij sommige vrouwen een babyblues van enkele dagen, bij andere vrouwen een heuse postpartum depressie. Eerlijk gezegd had ik bij dat onderdeel van de sessie wèl een vraag. Als ik me nu al zó voel, terwijl ik nog inclusief placenta ben, hoe zal ik me dan voelen nadat mijn euforiehormonen de buitenwereld hebben opgezocht?

Op het einde kregen we een virtuele rondleiding op de materniteit. Hoewel ik me tot dan toe erg kranig had gehouden, denkende: ik moet er nu toch door, ik kan er maar beter niet te veel aan denken; werd het mij bij de beelden van de uiterst onherbergzame verlos- en arbeidskamer en als kers op de taart de gewone ziekenhuiskamer in onvervalste jarenzeventigstijl droef te moede.

Ik ben hysterisch huilend naar huis gefietst en heb daar afbeeldingen opgezocht van bevallingsstoelen en andere moedermarteltuigen. Ik kwam tot de conclusie dat ik het NIET ZIE ZITTEN en dat ik nog nooit zo hard tegen iets opgekeken heb in mijn leven.

Maar nu las ik dus in die nieuwsbrief van K&G dat al die emoties doodnormaal zijn. Gewoon rustig blijven, zeggen ze …