Net uitgelezen: Why we can’t sleep van Ada Calhoun
Er zijn twee problemen met dit boek.
1. Het maakt mij opstandig. Woedend zelfs. Het maakt me nog feministischer dan ik al was, en ik was al behoorlijk overtuigd.
2. Alleen vrouwen gaan het lezen, want het gaat over vrouwen, en er zijn twee soorten boeken op de wereld: mensenboeken en vrouwenboeken.
Ik liep rond met het idee om een blogpost te schrijven over alle manieren waarop ik de afgelopen jaren slaap ben verloren en hoe ik ook op te weinig slaap toch min of meer ben blijven functioneren al die tijd. (Correctie: hoe ik AL die tijd UITSTEKEND ben blijven functioneren.) En toen kwam plots dit boek op mijn radar. Dat moest ik dan natuurlijk wel even lezen.
Strikt genomen ben ik te jong om tot Generation X te behoren en voor een midlife crisis is het nog te vroeg. Ook heb ik voorlopig gelukkig nog geen (peri)menopauze om me zorgen over te maken, al vind ik het wel goed om te weten wat me nog te wachten staat over een paar jaar. Maar ik voel me ook te oud om een millennial te zijn en veel van wat Ada Calhoun in haar boek schrijft, is wel ontzettend herkenbaar voor een vrouw die ergens tussen Generation X en Y in zweeft: sandwichen tussen zorg voor kinderen en ouders, check, te moe zijn om te werken door zwangerschap, PMS, maandstonden, maar dat verbergen, omdat we nog niet geëmancipeerd genoeg zijn om toe te geven dat vrouwen dit ritme niet kunnen volgen, check, de ene dag ontzettend opgelucht en bevrijd zijn door je scheiding, en de volgende dag verstikt worden door angst voor de toekomst, check.
Ook check: niet slapen, en toch gaan werken, blijven opstaan en doorgaan, en als je dan toch even gas terug moet nemen, omdat het even echt allemaal te veel is, je in duizend bochten wringen om daar een fysieke oorzaak op te kleven, omdat je niet de indruk wil wekken dat je niet stressbestendig bent.
Ik? Niet stressbestendig? Give me a break!
We blijven maar doorwerken aan een rotvaart, onder een steeds stijgende tijdsdruk, en intussen blijven we ook nog gewoon glimlachen en niet toegeven dat het misschien allemaal niet zo haalbaar is als we graag doen uitschijnen. En we slikken nog wat antidepressiva of slaan een paar glazen rode wijn achterover, en rennen verder mee in een wereld die op maat van mannen gesneden is, waarin van vrouwen verwacht wordt dat ze kinderen opvoeden alsof ze geen jobs hebben en werken alsof ze thuis een vrouw hebben die voor hun kinderen zorgt.
I want an American Wife, citeert Ada Calhoun ergens in het boek. Ik wil een vrouw die voor mijn kinderen zorgt, terwijl ik ga werken. Ik wil iemand die achter me opruimt en poetst en alles regelt wat geregeld moet worden. Ik doe het allemaal. En het is veel. Het is echt veel. Ik maak lijstjes en begin dan een bullet journal om die lijstjes niet te verliezen. Ik luister naar podcasts van vrouwen die andere vrouwen willen helpen om het allemaal beter de baas te kunnen. (Supergoeie podcast trouwens.) Maar het zijn allemaal lapmiddeltjes voor een ernstige systeemfout.
Ik ben 35 en voel me soms 53. Ik ben moe. En ik doe mijn best om gewoon gelukkig te zijn, om gewoon blij te zijn met wat ik wel heb. Maar dit ritme is niet vol te houden. Het is ploeteren en spartelen om boven te blijven. Het is niet eens een kwestie van ‘te veel’ willen. Het enige wat ik wil, is: een beetje tijd, een beetje zelfontplooiing en genoeg geld om drie monden van te voeden. Zoveel is dat niet, vind ik. Maar om dat beetje geld te verdienen om drie monden van te voeden, moet ik wel acht uur per dag betaalde arbeid doen, en daarnaast nog minstens drie uur per dag onbetaalde arbeid (huishouden en zorg), en zoveel tijd voor zelfontplooiing blijft er dan helaas ook niet meer over. In de ideale wereld zou ik mijn zelfontplooiing in mijn werk vinden, maar de wereld is niet ideaal, en ik heb vooralsnog nog niemand bereid gevonden om mij te betalen voor mijn sterkste competenties, namelijk mijn empathie en mijn inzicht in hoe de wereld vierkant draait.
Een prachtige metafoor in het boek is deze: als je aan een vrouw vraagt of ze liever kip of vis eet, maar de kip ligt op een berg en het regent, en de vis ligt vlak voor haar neus in een tent, kan je dat dan beschouwen als een keuze? En mag je dan echt zeggen dat vrouwen liever vis dan kip eten, omdat ze biologisch gezien gemaakt zijn om liever vis te eten?
We hebben keuzes, ja, but then again, we don’t.
Stel je eens een wereld voor waarin vrouwen niet voortdurend het gevoel hebben dat ze ‘niet genoeg’ zijn. Stel je eens een wereld voor waarin vrouwen over hun eigen grenzen waken, collectief. Stel je eens een wereld voor waarin vrouwen zich niet voortdurend schuldig voelen.
De motor van de economie is het schuldgevoel van vrouwen.
Ik vind dat het tijd is voor een vrouwenstaking, een echte. Het is godverdomme tijd om in opstand te komen.