Categorie archief: klein geluk

Mijn cultuur(half)jaar 2021

Als er naast enkele zeer dierbare personen (you know who you are) en literatuur één iets was dat mij het afgelopen half jaar (slechts een half jaar verdorie!) uit een depressie heeft gehouden, was het wel theater. Nu en dan een avond geen rondjes draaien in mijn eigen hoofd, maar even mogen binnenkijken in dat van iemand anders. Mijn hart breekt in duizend stukken voor alle mensen die hun hart en ziel geven om ons even uit de realiteit te laten vluchten en nu opnieuw, en onterecht, gebroodroofd worden, door een maatregel van het overlegcomité die zelfs de virologen niet nodig achtten. 

Er is geen Goodreads voor theater en mijn geheugen is een gatenkaas. Theater is voor mij dus een echte hier-en-nu-beleving. Ik sla dat nergens op, behalve in mijn agenda, maar daar beperk ik me vaak tot ‘Bourla Nele’ of ‘Corso Katelijne’. Ook vind ik moeilijk woorden om uit te leggen wat ik van een stuk vond. Het raakt me of het raakt me niet. Maar ik heb echt steengoede dingen gezien de laatste maanden, dus ik ben toch maar even gaan grasduinen in mijn agenda. 

De Bourla 

De eerste keer weer in de Bourla was na meer dan een jaar was op 2 juni. Er stonden slechts enkele stoelen, in groepjes van 2. We keken naar Regenboog, een installatie van Benjamin Verdonck, want officieel theater mocht pas twee weken later weer. Ik was vooral ontroerd door het daar opnieuw mogen zijn an sich. Ik had niet me niet eens gerealiseerd hoe erg ik het gemist had. Niet veel later was ik er opnieuw, nu in volle rijen, voor The Sheep Song van FC Bergman, een overdonderende voorstelling, die in talrijke lijstjes opduikt als één van de beste van dit jaar. Vreselijk dat ook zij nu opnieuw niet meer mogen spelen in de kerstvakantie. Wellicht krijg je volgend jaar nog een kans om te gaan kijken. Grijp ze! In het najaar zag ik David, of hoe we ons bedacht hebben, over David Foster Wallace en Het Gezin van Paemel, waarin Valentijn Dhaenens op een zeer indrukwekkende manier álle rollen speelt.

Theater aan zee

Na drie weken vakantie met de kinderen heb ik mezelf deze zomer op enkele kinderloze dagen Theater Aan Zee getrakteerd, met een stel gescheiden vriendinnen. Het waren heerlijke dagen. We moesten niet veel. Twee voorstellingen per dag en daartussen alleen wandelen, eten, wijn drinken en babbelen. Ik zag er drie goede stukken en één erbarmelijk slecht. Maar zelfs dat slechte stuk zorgde voor verbinding, want mijn goede vriendin keek me meteen na de voorstelling aan, vroeg: “zijn wij nu snobs?”, en meer woorden waren er niet nodig om te weten dat we zonet dezelfde ervaring hadden gehad. We zagen er ook Jonathan, een dystopisch maar niettemin zeer grappig stuk over een zorgrobot, met twee topacteurs. Op de verjaardag van mijn moeders euthanasie zagen we Wie oud wordt, een installatie waarin schaamteloos gelachen werd met de (zelfgekozen) dood. Het magistrale Wij, de verdronkenen van Walpurgis werd prachtig begeleid door de oranje gloed van de ondergaande zon in de haven van Oostende. 

Magische dagen waren het. 

Later die zomer zagen we iets van Comp Marius in het openluchttheater in het Middelheimmuseum, maar net als vorig jaar moesten zij het toch vooral van hun locatie hebben. Hoewel gespeeld door professionele en zeer goede acteurs leek het een beetje een onhandige try-out te zijn.

CC Berchem aka Corso

In CC Berchem, enkele maanden geleden omgedoopt tot Corso, is het altijd een beetje thuiskomen. 

Voor Geen kersentuin van Peter De Graef waren we bij de 200 gelukkigen die nog binnen mochten na de verstrengde maatregelen enkele weken geleden. Voor de eerste keer heeft het me werkelijk iets opgeleverd dat ik altijd maniakaal snel tickets voor Peter De Graef koop. Geen kersentuin was nog eens een stuk met de kwaliteiten van zijn oudere stukken als Stanley, Rudy, Zoals de dingen gaan, … Grappig, slim en meeslepend. 

De avond voor het overlegcomité opnieuw als symboolmaatregel de cultuursector de strot dichtkneep, heb ik nog het fantastische Ouder kind van Bruno Vandenbroecke en Raven Ruëll meegepikt. Ik heb waarlijk tranen in mijn ogen gehad van het lachen. Het was een heerlijk badje om in ondergedompeld te worden, wetende dat het wellicht weer de laatste keer voor een tijdje zou zijn.

Ook van Every Word Was Once an Animal was ik danig onder de indruk. 

Daniel Sloss 

Mijn eerste keer in de Stadsschouwburg was meteen een voltreffer: de onnavolgbare Daniel Sloss. Zo hard gelachen! Als je hem niet kent, bekijk dan zeker zijn eerste twee shows op Netflix. Al is Jigsaw een risico voor mensen die zich niet heel zeker van hun relatie voelen. Met die show heeft Sloss immers duizenden echtscheidingen op zijn geweten

Ook Wim Helsen en Johan Petit deden me een beetje lachen, maar toch veel minder dan Sloss. Of is dat appelen met peren vergelijken? 

De Singel

Als ik echt één allerbeste voorstelling moest kiezen, zou het waarschijnlijk Wachten op Godot zijn. Steengoede acteurs, en als je niet wist hoe oud dit stuk is, en hoe weinig vrijheid er toegestaan wordt door de erven Beckett, zou je zo denken dat het naar aanleiding van corona werd geschreven of geadapteerd. Niet dus. De enige vrijheid die Olympique Dramatique zich gepermitteerd heeft, was Rains on me van Tom Waits tussen de bedrijven toevoegen. Kippenvel!

Ook in De Singel zag ik A revue van Benjamin Abel Meirhaeghe. Mijn theatervriendin was daar kapot van, het werd overal bejubeld, en ik geloof best dat het één van de beste voorstellingen van dit jaar was, maar voor mij was het net iets te ontoegankelijk en wrong het tegelijk teveel om het zonder meer mooi te vinden. 

Concerten

Ik hou van muziek, maar nog veel meer van de stilte, waardoor ik maar twee concerten heb gedaan dit jaar. Het Zesde Metaal in het Openluchttheater, en Bart Peeters met Martha in De Roma. Twee fijne avonden. 

2022

In 2022 staan er al enkele dingen op de planning, al is het nog even afwachten hoe lang onze minister tegen cultuur de sector deze keer wil laten bloeden. Rita van Randi De Vlieghe is net óp 28/1, dus ik vrees dat we die gaan missen. Maar daar koop ik dan zeker opnieuw tickets voor! In het voorjaar ga ik naar Hannah Gadsby, en ik doe een derde poging om nu eindelijk eens Platina van Abke Haring te zien. Maar er is dus vooral nog heel veel ruimte in mijn agenda en goesting om nieuwe dingen te ontdekken. Eén goed voornemen: meer naar de Monty gaan, en niet alleen omdat ze zo’n ongelooflijke toffe nieuwe directeur hebben! 

Een oprechte dank je aan alle mensen die hebben meegewerkt aan al dat schoons. Ik hoop dat we snel weer mogen komen kijken!

All the feels …

Soms ben ik bang dat ik apathisch word. Dat niets me nog iets kan schelen. Ik haal mijn schouders op bij dalende of stijgende cijfers, ik haal mijn schouders op bij alweer een persconferentie over alweer een overlegcomité.

Stappenplan

Net als zovelen ben ik al een jaar alleen. Ik werk een jaar thuis. Ik zie zo weinig mensen dat ik totaal doodop en ‘drained’ thuiskom als ik bijvoorbeeld eens met drie andere ouders heb gesproken op de speeltuin. Het lijkt wel alsof ik sociaal onaangepast ben geworden, alsof ik het allemaal niet meer zo goed aankan als vroeger. Het lijkt me ook meer moeite te kosten om dingen te regelen, omdat het niet meer zo vaak hoeft. Ik moet bij wijze van spreken een stappenplan voorbereiden om met mijn kinderen naar de tandarts te gaan, omdat ik een beetje vergeten ben hoe dat nu weer ging, naar buiten gaan. Gelukkig heb ik ook zeeën van tijd om zo’n stappenplan uit te tekenen.  

Mijn huis is dankzij mijn poetsvrouw en mijn zus (die een medaille verdienen) in de meest ordelijke staat van het afgelopen decennium. Tonnen historisch afval hebben we de afgelopen maanden buiten gedragen. Honderden babyspullen terug in de kringloop gebracht. Dat geeft me zo ontzettend veel rust. Ik hoef niet meer in de rommel te leven, met de frustratie dat ik te moe ben om de rommel ooit aangepakt te krijgen. Er is overzicht, er is beweegruimte, er is orde. Heerlijke orde. Ik heb mijn knuffelcontact bijzonder goed gekozen en ben haar eeuwig dankbaar.

Er is ook voor het eerst in een decennium niets ‘groots’ te regelen. Behalve overleven in een pandemie heb ik niets om handen. Voorlopig ben ik klaar met huizen kopen, leningen zoeken, een echtscheiding regelen, een euthanasie regelen, baby’s krijgen. Het is veel geweest de laatste jaren, maar nu is er alleen maar rust. Mijn huis en mijn leven zijn op orde. (Don’t jinx it, Sofie.)

Gewoon een beetje bestaan …

Ik voel me ook minder moe. Ik doe al een tijdje aan intermittent fasting, dus binge-eet niet meer in de zetel ’s avonds, ben bezig met een geen-alcohol-experiment (na een periode van ‘quarantiny gaat naar de glasbak’) en ik ga vaker op tijd slapen, omdat ik beter voel dat ik moe ben, doordat er weinig afleiding is daarbuiten, en ik dus alleen maar mezelf heb om op te letten.  

Ik ben onthecht van het werk doordat ik de collega’s met wie ik niet samenwerk al een jaar bijna niet meer hoor. We hebben te veel werk om elkaar ‘zomaar’ te bellen, maar daardoor kunnen we elkaar ook al een jaar niet meer opjutten met allerlei kleine en grote frustraties. Inhoudelijk doe ik mijn job graag, maar wat ik normaal meeneem naar huis, wat me normaal mijn slaapt kost, is een slechte sfeer, ongelukkige collega’s. Die dingen blijven nu al een jaar op veilige afstand.

Dat alles brengt me in een staat van kalmte en rust, waarvan ik soms bang ben dat het apathie of gelatenheid wordt. Of is het onthecht zijn en is dat net goed? Gewoon een beetje bestaan, zoals Peter De Graef het zo mooi zegt?

Hoe mijn hart van liefde overloopt

Maar soms, wanneer ik me zorgen begin te maken of ik nog wel genoeg vóel, kijk ik naar mijn kinderen. Martha, net 8 jaar geworden, van wie ik me afvraag hoe het toch mogelijk is dat ze zo hard lijkt op het kindje dat ik droomde dat ze zou worden toen ze nog in mijn buik zat, een soort van Hermelien-Matilda-meisje, maar toch gewoon mijn Martha, mijn kleine wijsneus (“Ik ben geen betweter, want betweters dénken alleen maar dat ze het beter weten.”).

Thomas, net 6 jaar geworden, en dus geen kleuter meer, zo groot al, maar tegelijk zo schattig, en zo lief, die de mond vol heeft van allerlei superhelden en me verontwaardigd aankijkt wanneer ik vraag of guardians of the galaxy en avengers niet dezelfde zijn, dan.

Ik kijk naar hoe ze samen spelen, hoe ze overleggen en debatteren, hoe ze samen in hun fantasiewereld kunnen verdwijnen, hoe dol ze op elkaar zijn, hoe veel ze aan elkaar hebben.

En dan lees ik Herman de Coninck, die schrijft

“mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt verdrietje”

of

“En allemaal samen hebben we dat zootje van zes.
(Zoontje bedoel ik, maar de schrijffout mag blijven staan.)
Vaak kan ik niet slapen
van het denken eraan.”

Dan springen de tranen in mijn ogen en voel ik hoe mijn hart van liefde overloopt.

Gelukkig zijn, dat is …

Afspraken afzeggen wanneer je moe bent en nood hebt aan alleen zijn. My favourite plans are cancelled plans! Ain’t no party like an introvert party, ‘cause an introvert party don’t start. 

Niet bang zijn dat de mensen met wie je had willen afspreken, verdwenen zullen zijn wanneer je weer in buitenkommodus bent. 

Op een zetelavondje dat verdacht veel aan de nakende herfst doet denken in vijf verschillende boeken beginnen lezen, en vrezen dat je in een leesdip zit, of überhaupt niet meer kan lezen, tot het zesde boek je vanaf de eerste paar bladzijden bij je nekvel grijpt. In casu: Jaag je ploeg over de botten van de doden. Die titel alleen al …

Lezen in een stil huis met een slapende kat aan je voeten. Een kat die hier nog maar enkele dagen woont, overigens, maar blijkbaar al besloten heeft dat jij ‘good peoplez’ bent en al spinnend op je schoot springt wanneer jij in je boek aan het lezen bent. Ze heet Minoes. Die naam hebben we niet zelf gekozen, maar Martha vond ‘m mooi. En aangezien ik Crookshanks, Makreel (uit De opwindvogelkronieken), Sir-Sleep-A-Lot of een andere literaire naam niet verkocht kreeg, kan ik me wel vinden in een Annie MG Schmidt-naam. 

Zien hoe je kinderen stralen op de foto’s van het kampje waar ze door allerlei toevalligheden zowat alle kindjes kennen. Heel efficiënt carpoolen met andere ouders voor het brengen en halen van de kindjes, aangezien we elkaar dan toch allemaal kennen. Blij zijn omdat je dus ook elke ochtend en elke avond even een kort babbeltje kan doen met die ene goede vriendin. 

In de auto luisteren naar de grappige/boeiende gesprekjes van zevenjarigen over hoe ouders altijd maar naar het nieuws willen luisteren, en dat zelfs Karrewiet altijd alleen maar nieuws over grote mensen brengt, en of wij nu nog niet weten dat corona gevaarlijk is, want dat is het enige waar al het nieuws over gaat, en ‘jaha corona is gevaarlijk, we weten het al’. Stel je hier gerust het nodige oogrollen bij voor. 

Belachelijk veel dingen moeten regelen en doen, naast een werkweek van 40 uur op een job waar het ook nog eens belachelijk druk is deze periode (wij maken boeken voor het hoger onderwijs, het academiejaar start binnen … 3 … 2 … 1 …), en er dankzij een strakke planning toch in slagen om alles onder controle te hebben. Maar ook net genoeg kunnen loslaten om het niet erg te vinden wanneer je toch eens moet schuiven met het één of ander omdat de kinderen meer te vertellen hadden over hun fantastisch leuke kampje dan je in je strakke planning had ingecalculeerd. 

Trots zijn op jezelf, omdat je ondanks je ADD-chaos-kop toch zoveel onder controle hebt. Mild zijn voor jezelf over de dingen die door de mazen van het net glippen.

Een lekkere koffie maken in de middagpauze en er even bij gaan zitten, in de tuin, met een zalig zomerbriesje in je nek.

Petrichor. 

2020 ontzettend veel leuker vinden dan 2019, ondanks het feit dat het … 2020 is, you know …

Rondfietsen in Antwerpen en beseffen hoeveel je van ’t Stad houdt, zeker wanneer we door de rest van het … nee, door de parking, there, I said it, verketterd worden. Dat dit dorp met kapsones thuis is. Dat je hier graag bent.

Een minikampeertripje van één nacht doen met je bubbel, en dat de foto’s even mooi zijn als het moment zelf was. Het zonde vinden dat het maar één nacht was, maar vooral aangenaam verrast zijn over

  • hoe groot en zelfstandig en behulpzaam onze kinderen worden
  • hoe gehecht ze aan elkaar zijn, ook nadat ze elkaar maanden niet hebben gezien (damn you lockdown)
  • hoe smooth en gezellig alles verloopt

Thuiskomen van het minikampeertripje van één nacht en opgeladen zijn alsof je drie weken vakantie hebt gehad.

 © An Ghysel

Blij zijn met hoe goed de kinderen zich voelen en trots zijn op ons om hoe wij het co-ouderschap aanpakken en hoe we hiermee omgaan, alle vier. Natuurlijk blijft de optimale situatie een kerngezin met twee ouders die elkaar graag zien, maar als dat niet kan, dan is wat wij hebben the next best thing. 

Met een vriendin uit de buitenbubbel een fles bubbels kraken en klinken op het goede post-divorce life. 

Buitenbubbels en bubbels tout court … 

Enzovoort.

Wanneer je kniehoog in de echtscheidingsmodderpoel staat en de overkant amper zichtbaar is, geloof je het niet wanneer mensen je verzekeren dat je weer gelukkig zal worden. Maar het is waar. Je wordt weer gelukkig. 

Verdwalen in de regen

Moederdag vandaag. De zoveelste – ik tel ze niet meer ­­– zondermoederdag. De eerste zonder kindjes. Die waren bij hun papa vandaag. Toch had ik het minder lastig met moederdag dan andere jaren, zolang ik de sociale media wat meed. Ik kocht een meringue voor mezelf en at ‘m lezend op in de tuin onder een waterachtig lentezonnetje. Ik verdronk in het prachtige verhaal van het moerasmeisje, waarin naast haar ook de natuur een hoofdrol speelt. Toen ik bijna moest huilen van ontroering besloot ik dat ik het boek niet in één ruk zou uitlezen, maar even zou gaan fietsen alvorens het alsnog vandaag uit te lezen. Donkere wolken pakten zich dreigend samen aan de hemel, maar dat deerde niet. Fietsen in de regen is heerlijk als je weet dat daarna een warme douche op je wacht. Ik was op zoek naar een rozenautomaat waar ik al tientallen keren ben langsgefietst op mijn ritjes naar Borsbeek, Mortsel, Boechout en Hove, maar die ik nog altijd niet kan vinden als ik hem zoek. Ik volgde mijn gevoel en sloeg af waar de bomen het mooist waren en de vogels de mooiste melodietjes floten. Een man riep me iets toe en wees naar de lucht. Ik weet het, dacht ik, het gaat regenen. Toen kwam ik plots in een wandelzone terecht die ik nog niet kende. Ik was benieuwd, zou dat wandelpad niet uiteindelijk ook richting mijn huis leiden? Ik besloot even te negeren dat mijn oriëntatiegevoel me altijd de verkeerde richting uitstuurt en volgde de paadjes naar weer een bos dat ik nog niet kende. Het begon te regenen, steeds dikkere druppels en dan zelfs hagel. Ik trok mijn regenjas aan en verdwaalde verder, aan de rand van een bos in de gietende regen. Als ik de spoorweg volgde, zou ik uiteindelijk wel thuis uitkomen, dacht ik. Alleen wist ik totaal niet meer aan welke kant van het spoor ik me bevond. Het regende steeds harder en ik was doornat, maar de regen geurde heerlijk en het felle lentegroen stak prachtig af tegen een donkergrijze hemel. Ik volgde de spoorweg tot die een andere en weer een andere kruiste en ik echt geen idee meer had waar ik was, behalve dat het niet heel ver van huis kon zijn. Toen zag ik een bekend punt. De weg naar huis was eenduidig, rechtdoor en kort. Maar ik koos toch weer een andere omweg, want eenmaal je doorweekt bent, kan je niet nog natter worden. Ik fietste nog een ommetje om mijn favoriete fort heen en verbaasde me weer eens over al het groen dat deze plek te bieden heeft. Onder bruggetjes stonden mensen te schuilen, gezwind fietste ik hen voorbij, terwijl het water van mijn regenjas naar beneden gutste. Eenmaal thuis trakteerde ik mezelf op een warme douche en dito chocomelk. Verdwalen in de regen, op een plek waar je eigenlijk niet echt kan verdwalen, is het dichtste bij geluk dat een mens kan komen.

IMG_20200510_162040877_BURST001

Op verlof in mijn hof

Er zijn de dagen dat ik moet werken …

Die zijn waanzin. Als je met cortisol elektriciteit kon opwekken, kon ik de hele straat van licht voorzien.

Hoe langer dit duurt, hoe minder mijn kinderen, en zeker mijn jongste, het kunnen verdragen dat ik aanwezig ben maar niet beschikbaar. Ik kan me daarin inleven, natuurlijk kan ik dat. Zo’n moeder die met een doodse blik naar een lichtbak zit te staren terwijl jij loopt te mekkeren dat je je verveelt, ik herinner me nog exact hoe frustrerend dat was. Mijn werk vergt een zekere concentratie, maar een tekst lezen over het Belgische en Europese mededingings-, consumenten- en handelspraktijkenrecht, terwijl er in dezelfde ruimte strijkparels worden rondgestrooid en er ruziegemaakt wordt over wie het eerst dit of dat vormpje wilde gebruiken, dat is op zijn zachtst gezegd een uitdaging. Elke ochtend neem ik me voor om vandaag RUSTIG te blijven. Elke avond troost ik mezelf met de gedachte: morgen een nieuwe dag, een nieuwe kans … Ik heb maar één meeting van ongeveer een uurtje per week (hashtag ilovemyjob), maar ‘mama moet nu even vergaderen’ lijkt voor mijn jongste de trigger te zijn om al zijn kleren uit te doen en te roepen dat ik hem NU weer moet aankleden of om op endless repeat om een snoepje te komen zeuren. De muteknop in MS Teams weet ik staan met mijn ogen dicht; die van het kind heb ik helaas nog niet gevonden. Op het einde van zo’n werkdag ben ik waarlijk uitgeput. Die spreidstand is niet uit te houden. Maar op één of andere manier blijven we het toch maar doen.

 

En er zijn de dagen dat ik niet moet werken …

Die zijn heerlijk. Ik gedij goed in lockdown. Het is introvert heaven. Ik ben op verlof in mijn eigen hof.

Ik zag het lente worden in de tuin. Een grote, oude berk in de tuin van de buren van mijn buren was enkele weken geleden nog kaal. Op slechts enkele nachten kreeg hij een dikke kruin van frisse groene blaadjes die met volle overgave ruisen in de wind. In de boom in onze tuin zoekt een koolmees zingend een vriendje; we kijken ernaar tot onze nek er pijn van doet. We zien blauwe, witte en oranje vlinders. We zien en horen eksters, duiven, koolmeesjes en merels. We picknicken bijna elke dag, vaak buiten, soms binnen. Vanop het dak kijken we naar de maan en naar Venus. Ik zag starlink al twee keer passeren, maar wist pas de tweede keer wat het was. Ik ging fietsen en zag de zon ondergaan in de Schelde. (“De zon gaat niet onder, dat is gewoon de aarde die draait, mama”, zegt mijn wijsneus-dochter dan.) Ik maakte een dauwtrip en zag de zon opkomen in het natuurgebied op enkele kilometers van mijn voordeur. Terwijl het lente werd in de tuin maakten we van een troosteloze buitenmuur heel impulsief een kleurig kunstwerk dat me elke dag weer vrolijk maakt. We tekenen en schilderen en kleuren erop los. Het huis ligt vol stiften, potloden, pennen en penselen. Alles wat ik ooit niet heb weggegooid, komt plots van pas. De muren zijn museumwanden geworden. Ik vind elke dag nieuwe tekeningen. Ik heb het puzzelen herontdekt, hoewel dat sinds mama’s laatste week zoiets beladen is. Terwijl mijn dochter en ik over een puzzel gebogen zitten, vertelt ze honderduit. Mijn zoon en ik hebben samen een hondje gestrijkpareld. Ze stellen me 1001 vragen per dag, over de sterren, de planeten, de vogels en Kulderzipken; de meeste kan ik niet beantwoorden. Niettemin leren we elke dag ontzettend veel bij. We leven ons uit. We leven. We zijn intens verbonden met elkaar. Ik ben nooit eerder zo in het reine met mezelf geweest als nu. De creativiteit en de leergierigheid die heersen in dit huis, die wil ik nooit meer kwijt.

Ik ben tevreden. En ik wil niet meer terug naar het gewone leven.

 

Klein geluk #11 ofte hoe Bart Peeters de soundtrack van 2019 werd …

IMG_20190828_223512461

In december 2018 keken we samen naar Dag Sinterklaas. Dat het de laatste keer zou zijn dat ik met twee goedgelovige kinderen naar Dag Sinterklaas zou kijken, wist ik toen nog niet. Wie verwacht tenslotte dat een zesjarige tijdens de warmste dag ooit in ons land naar buiten zal zitten staren en plots vragen: ‘mamaaaaa, die cadeautjes die Sinterklaas brengt, koop jij die?’ Zomaar. Ik was totaal onvoorbereid, ha ja, want ze is zes, en het was 40° buiten. Bon, deze schaamteloze mamastoef even volledig terzijde.

In de periode dat we dus naar Dag Sinterklaas keken, speelde op een dag Heist-aan-Zee op de radio, en ik zei: ‘Martha, luister, dat is Bart van Dag Sinterklaas’. Ze wilde het opnieuw horen, en opnieuw, en toen wilde ze ook de andere liedjes van Bart Peeters horen, en sindsdien is dhr. Peeters by far de meest grijsgedraaide artiest op mijn Spotify, als in: in dat ene jaar heb ik meer naar Bart geluisterd, dan in het hele afgelopen decennium naar Eels, Damien Rice, Het zesde metaal en zelfs Tom Waits. Ach, er zijn ergere dingen in het leven. K3 bijvoorbeeld, of Niels Destadsbader. 

Martha kent al zijn liedjes en zingt ze woord voor woord mee. We discussieerden of de decadentie nu met natte lippen op de vloer dan wel op de loer lag, en ze vroeg wat decadentie dan wel was. Ik wees naar haar vrijwel onaangeroerde bord, en zei: dát is decadent, op restaurant gaan en maar twee happen eten. We zongen mee met ‘ik stuur je mijn hart in een bol.com-doos’, ‘ik trakteer alle clochards op bier en op drugs’ en ‘waarom de waanzin het verstand versloeg’. Ik heb voorlopig gelukkig nog niet moeten uitleggen wat ‘marina’s die al van diepgang spreken als je hen zonder boe of ba langs achter pakt’ betekent, maar ik hou mijn hart al vast.

Deze zomer wilde ik haar verrassen met een concert van the man himself, en toen ik haar vertelde dat we naar Bart Peeters zouden gaan, zei ze: ‘mama, dat is het beste cadeau dat ik ooit gekregen heb!’ Dus wij op een mooie zomeravond naar het mooiste openluchttheater van ’t land, een meer idyllische locatie voor je eerste grotemensenconcert bestaat er niet, denk ik. We waren een uur te vroeg, zodat we een plekje hadden met goed zicht op het podium en het eerste uur dat we er waren, vroeg Martha minstens om de 20 seconden hoe lang we nog moesten wachten. Zenuwachtig wipte ze heen en weer op mijn schoot. Tot plots de meester op het podium verscheen, en Martha met grote bewonderende ogen naar hem keek, en meezong met de liedjes die ze al honderden keren heeft gehoord.

Kijk, ik dans niet gemakkelijk op andere plekken dan mijn eigen living en bij andere mensen dan mijn eigen kinderen, maar stilzitten wanneer díe man op een podium staat, is zelfs voor mij geen optie. Wat een show, wat een avond. En zo romantisch ook, met mijn meisje van zes in dat prachtig verlichte Rivierenhof. Een avond om nooit te vergeten. En ik denk niet dat ik er de volgende zomers mee weg kom om níet te gaan.

Klein geluk #10 – Zolang er zon, muziek en kinderen zijn …

Ik ben geen ochtendmens. Ik ben echt geen ochtendmens. Ik vind mijn bed ’s ochtends altijd zachter en warmer dan ’s nachts, en ik vind het wreed dat scholen en werkdagen beginnen op een uur dat ik me eigenlijk nog eens zou willen omdraaien. Dus vaak moeten wij ons ’s ochtends ontzettend haasten om overal op tijd te geraken.

Maar soms ook niet. Soms staan we vroeg genoeg op om rustig te kunnen ontbijten en te praten met elkaar. En soms is er dan zelfs nog wat tijd over om te dansen. Dan zetten we Bart Peeters op, waar Martha ontzettend grote fan van is. Of zingen we luidkeels mee met ‘Naar de wuppe’, ‘Leef‘ (dé schlager van hun lagereschooltijd) of ‘Mooi, ’t leven is mooi‘ (dé schlager van mijn lagereschooltijd). We dansen als gek, zij springen op en neer in de zetel, wat ze eigenlijk niet mogen, maar ach. En Martha zegt: mama, je danst als een tornado die de hik heeft, en dan dans ik nog wat gekker tot ik totaal buiten adem maar wel heel blij ben. Ik zing luidkeels mee: mooi, ’t leven is mooi, ondanks de tegenslagen, zorgen en pijn …

Dat kan zomaar. Dat je je het ene moment waanzinnig slecht voelt, en het volgende moment als een waanzinnige staat te dansen in je living. Gisteren was ik boos, morgen ben ik misschien verdrietig, maar hier en nu dans ik als een tornado die de hik heeft, en vind ik het leven mooi.

Zolang er zon, muziek en kinderen zijn!

Pak alles wat je ka-a-an …

#kleingeluk #miraclemornings

Klein geluk #9 – Kijk, daar gaat hij met zijn drang …

Een dikke spin valt van de keukenkast naar beneden, recht in de lege emmer van de jelly beans die ik op twee dagen tijd naar binnen heb gewerkt (PMS much?) en valt met een plof neer. ‘We moeten Seppe bellen,’ zegt Thomas, ‘die durft spinnen wegdoen.’ Seppe is drie jaar en woont in Brugge. Hij is ontzettend stoer, maar we gaan het deze keer toch zelf moeten oplossen, vrees ik.

Ik zeg: ‘deze spin heeft geluk dat hij ons huisje heeft uitgekozen voor het weven van een web, want in ons huisje worden spinnen buiten gezet in plaats van opgeveegd.’ (Om mani padme hum*)

Enkele dagen ervoor had ik de Spin Sebastiaan voorgelezen en vervolgens geparafraseerd in mijn platste West-Vlaams, in een versie waarbij de andere spinnen klonken als roddelende ‘oede wuvetjes’, die de spin Sebastiaan achter zijn rug een koppige ezel noemden. Mijn kinderen luisterden aandachtig naar me en keken me verwonderd aan: wat een vreemd wezen is die moeder van ons toch, en wat praat ze raar. Toen het verhaaltje uit was, riepen ze: ‘nog een keer in ’t West-Vloms, mama!’

Ik zet het deksel op de emmer en draag de dikke spin naar buiten. ‘Wel naar de overkant van de straat hé,’ roept Martha me na. Ik schud de emmer uit in het gras. Wanneer ik weer binnen kom, vraagt Thomas vol bewondering: ‘heb je het gedurfd, mama? Heeft Bastiaan gebeten?’. Ik heb het gedurfd, liefje, bedankt, en nee, Bastiaan heeft niet gebeten.

Een kwartier later loopt hij door het huis met een speelgoedgsm aan zijn oor en hoor ik hem dit gesprekje voeren:

– Hallo Bastiaan, is alles goed met jou?
– Hallo, ja, alles is goed, omdat jullie me buiten hebben gezet, dus het gaat goed met mij. Daaaaag.

Je kan míj nu wel opvegen.
#kleingeluk #gewonigheid #ommanipadmehum

(*Dat is een boeddhistische mantra die je kan interpreteren als ‘respect voor al wat leeft’, maar die ik toch vooral toepas op zij die muggen eten.)

Juli

Twee keer twee kinderen spelen doktertje en ik ben hun patiënt. Ze pakken mijn handen en voeten in met verband, meten mijn koorts en mijn bloeddruk, luisteren naar mijn hart. “En nu een spuitje,” zegt hij, “een spuitje om dood te gaan.” “Het is er de tijd van het jaar voor”, zeg ik grijnzend. Gelukkig kan mijn zus ermee lachen. We weten zeker dat ook mama ermee had kunnen lachen.

We fietsen de stad in en halen ijsjes bij Da Vinci. Dit jaar bevinden we ons aan de zonnige kant van de wrede julimaand. De kinderen spelen. Ze zijn blij dat we samen zijn. Wij ook. We lachen en vieren het leven. Het is er de tijd van het jaar voor.

Klein geluk #8 – Zoon

‘Mag dat jongetje al alleen op stap?’, vraagt hij over zijn schaduw die veel langer is dan hij. ‘Zo’n grote jongens mogen alleen op stap, maar dit jongetje kan dat niet, want die zit vast aan jouw voeten, kijk maar’, zeg ik. Hij lacht. ‘Nee, dat is gewoon mijn schaduw, mama.’

‘Pas op, die mensen gaan op ons trappen,’ zeg ik. Een vrouw zet haar voet neer op mijn schaduw en ik roep zachtjes: ‘au, au au’. De vrouw schrikt, kijkt om en lacht dan luid. Mijn jongetje schatert. Hij kijkt naar me op met een twinkeling in zijn helderblauwe ogen. Ooit zal hij ze rollen om mijn domme moppen, maar nu vindt hij mij nog grappig.

(#kleingeluk #gewonigheid)