Categorie archief: om niet te vergeten

’t Zit ollemolle goed in mekaar: 10 jaar West-Vlaming in Antwerpen

Tien jaar woon ik hier. West-Vlaming in Antwerpen. Inmiddels Antwerpenaar met West-Vlaamse roots. Het is een haat-liefde verhouding. Soms vloek ik op mijn stad (die ring, dat fijn stof, die luchthaven, die burgemeester …), maar vaker ben ik blij en trots dat ik deel mag uitmaken van een stad waar zoveel leeft, gebeurt en bruist. Vandaag vierden we bijvoorbeeld het begin van de zomervakantie op Circus Boelaere. We spraken met wat mensen af, maar kwamen er nog zoveel meer tegen. Overal waar ik keek, zag ik bekende gezichten. Deze stad is een dorp met kapsones. Ik hou van A. Maar zoals de meeste West-Vlamingen blijf ik een enorme zwak hebben voor waar ik vandaan kom, onze zee, ons dialect. De afgelopen dagen kwam het allemaal mooi samen.

Als je moet kakken, moet je kakken

Op mijn laatste voorleeswoensdag van dit schooljaar in het klasje van Martha had ik een probleem. De juf had een boekje klaargelegd over … een pimpampoentje. Behalve Martha is er in heel die klas natuurlijk geen enkel kind dat al ooit van een pimpampoentje gehoord heeft. Maar ik kon toch mezelf niet verloochenen en voorlezen over een lieveheersbeestje? Ik ben voor het compromis gegaan, want dat is wat West-Vlamingen doen, en zei: dit is een boekje over een lieveheersbeestje, maar ik noem dat een pimpampoentje.

Dinsdag had ik tijdens het oudercontact een grappige discussie met de juf van Martha over wie haar nu de uitdrukking: ‘als je moet kakken, moet je kakken’ geleerd had. Ik weet zeker dat het de juf was. Martha kwam op een dag namelijk thuis met ‘als ge moe kakken, moe ge kakken’. Ik heb haar gezegd: ‘Martha, je moet dat wel juist uitspreken. Zeg me na: ‘aj moe ka’n, moej ka’n’.’ Schoolvoorbeeld van een gezamenlijk pedagogisch project tussen de school en de ouders.

Diezelfde dinsdag liet een lieve vriendin van vroeger me weten dat ze in september naar Antwerpen verhuist. Al tien jaar wacht ik tevergeefs op het moment dat al mijn vriendinnen begrijpen dat ze nergens gelukkiger kunnen worden dan in Antwerpen en me volgen. Helaas denken ze zelf dat ze gelukkiger zijn in Zuienkerke, Varsenare, Brugge, Leuven, Gent, Brussel en heel de rest van de parking. Jammer voor mij. En nu, exact tien jaar na mij, komt uitgerekend díe vriendin in Antwerpen wonen. En schrijven bovendien. Eindelijk! ‘Achter zoveel jaar’!

Spinvis en Het zesde metaal

Oók dinsdag gingen we naar het Openluchttheater in het Rivierenhof, een plek die minstens zo poëtisch is als de naam doet vermoeden, voor een optreden van Spinvis én Het zesde metaal. Op één avond. Allebei. Wat een cadeau. En het was magisch. Op één van de mooiste plekken van de stad die ik al tien jaar mijn thuis noem, mocht ik eerst naar die wonderlijke poëzie van Spinvis en daarna naar die prachtige liedjes in mijn geliefde West-Vlaams luisteren. Ik kan er bijlange niet zo schoon over schrijven als het was, maar ik wil er toch íets over schrijven. Want het was machtig.

Ik luisterde naar Wannes Cappelle die zong ‘grote liefde lieft oes in’ en ‘aje stillestoat, goa j’achteruut’ en dat het ‘nog oal nie nor de wuppe’ is. Hij vertelde dat hij na 16 jaar weggaat uit ’t Stad en ik dacht: oké, nog zes jaar en ’t is aan mij, maar dat sloeg nergens op, want ik werd daar op dat moment gewoon helemaal opnieuw verliefd op mijn stad, mijn Antwerpen. De eerste regendruppels in weken vielen op onze gezichten, en op de bomen van het Rivierenhof die kurkdroog waren tot in in hun wortels en ik dacht: ik ben hier wortel geschoten. Hij zong van ‘maar de woarheid is, ’t leven loat em niet stoppen, ier bie oes is ’t goed’ en ik dacht: ‘joat, ’t is woa, ier bie oes is ’t goed. ’t Zit ollemolle goed in mekaar!’

(En na dat fantastische optreden wil ook ik mijn geld naar de zanger gooien.)

Tijd en geluk in 2016

Het is december. Ik blik tevreden terug op het jaar dat voorbij is. Dit jaar geen lange december – integendeel, de maand is nog maar pas begonnen en straks is hij al voorbij – maar wel redenen genoeg om te geloven dat volgend jaar nóg beter wordt. Op het einde van vorig jaar wenste ik mezelf dit: ‘Mijn grootste wens voor 2016 is dat het een jaar van gelijkmoedigheid wordt. Ik wens geen grote pieken. Ik wens geen diepe dalen. Eenvoud en gelijkmoedigheid. En ook een beetje slaap alstublieft.’

Dat kreeg ik. Het werd een jaar van gelijkmoedigheid, maar het werd ook veel meer dan ik wenste: een jaar van intens en eenvoudig geluk. Ik heb genoten van 2016. Het voorjaar van 2016 was nog moeilijk en donker en zwaar en vermoeiend. Een week voor de paasvakantie zat ik bijvoorbeeld nog wenend bij de dokter, omdat ik niet wist hoe ik twee weken thuis met de kinderen moest overleven. Maar het werd steeds gemakkelijker en lichter. De kinderen sliepen steeds beter. Ik sliep steeds beter. Ik kreeg tijd, tijd om vanalles te doen, en energie die ik zo lang had moeten missen. Doordat ik dit jaar halftijds werkte, had ik tijd voor mijn kinderen én tijd voor mezelf, tijd om te ontdekken wat ik wil doen in het leven en tijd om dingen te proberen die me veel angst inboezemden.

Mijn fiets, mijn vrijheid …

Hoe meer tijd je hebt, hoe trager je je kan voortbewegen. Hoe trager je je voortbeweegt, hoe minder impact op het milieu. Ik ben er niet trots op dat we vorig schooljaar geregeld de auto namen om Martha naar school te brengen of te halen. Sinds ik een zeer goede mamafiets heb en meer dan genoeg vrije tijd om de kinderen overal naartoe te brengen en te halen, staat de auto in de week meestal stil. Ik ben echt heel gelukkig met mijn fiets vol kindjes. Ze zingen en ze babbelen, terwijl ik vlotjes door de straten sjees. Jammer genoeg begint Thomas nu al wat groot te worden voor het stoeltje voorop. Het zou best wel kunnen dat we weldra opnieuw de fietskar moeten inschakelen. Dat Martha dan toch maar zelf gaat moeten leren fietsen, zei ik. ‘Ja, maar mama, dan moet je mij wel laten fietsen hé. Nu moet ik altijd op jouw fiets zitten.’ Die betweterigheid … het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

Schrijven

Ik schrijf best veel. Het is niet altijd te merken aan mijn blog, waar vaker dan ik zou willen doodse stiltes vallen. Ach, er is genoeg te lezen op het internet dat niemand op mijn blogs zit te wachten. Ik schreef dit jaar gastblogs voor Femma en Beslist Feminist. Ik schreef mee aan het Femma Magazine en BOTsing van de Gezinsbond. Ik schreef een opinie in Kerk&Leven en een artikel voor Psychologies Magazine. Met deze column werd ik genomineerd voor een de columnwedstrijd van ‘This is how we read’.

Maar ik schreef ook – voor het eerst in mijn leven als je de opstellen vroeger op school niet meerekent – enkele verhalen. In het voorjaar volgde ik een cursus column schrijven bij Wisper. Die beviel me zo hard dat ik in september gestart ben met de driejarige opleiding Literaire Creatie. Zalig is het! Die lessen zijn voor mij wat yoga of pilates voor iemand anders zijn. Pure ontspanning, een avond voor mij en voor mij alleen.

Werk

Eerder dit jaar schreef ik deze post. Dat vond ik best spannend. Ik schreef wel niets negatiefs over mijn huidige werkgever, maar het blijft toch griezelig om letterlijk aan het internet toe te vertrouwen dat je je werk niet graag doet. Maar er is goed nieuws: over twee maanden begin ik aan een nieuw werkavontuur. Het is iets met feminisme en schrijven, behoorlijk ideaal dus …

Mijn kindjes, mijn opperste geluk …

Dat nieuwe werk is wel vier vijfde en in Brussel. Het is afwachten wat de impact hiervan op mijn gezin en mijn eigen welzijn gaat zijn. Ik had dit jaar de onbetaalbare luxe om halftijds te werken. Zaligheid o zaligheid! Geen voor- en nabewaking voor Martha. Geen al te lange dagen in de crèche voor Thomas. Niet al te veel haasten, en veel gewoon relax samenzijn. De kindjes krijgen ‘s ochtends rustig de tijd om wakker te worden met Bumba/Musti, een flesje te drinken terwijl ze de slapers uit hun ogen wrijven, ontbijt te eten met heel veel morsen, en zelfs nu en dan nog een klein beetje te spelen. Ook ’s avonds hebben ze tijd zat om thuis te spelen, voor we samen aan tafel gaan (weliswaar meestal maar met ons drietjes). Het was een onbetaalbare heerlijkheid. Volgend jaar stap ik dus weer een beetje meer in de ratrace, maar we zien wel. Gelukkig hebben we een hulplijn waarvoor we onze beide pollekes mogen kussen.

Een kleuter en een peuter is oneindig veel gemakkelijker dan een peuter en een baby. Ze kleuren samen. Ze dansen samen. Ze spelen samen. Ze maken ruzie en maken het met een natte klapzoen weer goed. Mijn hart stroomt over van liefde wanneer ik zie hoe Martha haar broertje onder haar hoede neemt. Ik smelt wanneer Thomas staat te springen en te dansen wanneer zijn zusje opstaat. Ze zijn bijna even dol op elkaar als ik op hen.

Dat heet dan gelukkig zijn …

Mijn conclusie van 2016 is dat ik eigenlijk best wel immens gelukkig ben. En dat dat iets heel anders is dan wat ik op het einde van 2015 voelde. Ik besef dat mijn geluk erg broos en breekbaar is, zeker als ik buiten mijn eigen verhaal treed en bekijk wat er dit jaar zoal gebeurd is in de wereld. De wereld daarbuiten is grimmig en koud, maar dat is voor mij des te meer reden om met volle teugen te genieten van mijn klein groot geluk.

Mijn plannen voor 2017 zijn simpel: gelukkig blijven. En schrijven, véél schrijven.

Fijne feestdagen allemaal en een gelukkig nieuwjaar!

Brieven aan mama #6 – klein wuvetje en klein ventje

Mama, ik heb je al lang niets meer verteld over het klein wuvetje en het klein ventje. ’t Is pertang nie dat er niets te vertellen valt …

Klein ventje

Thomas eet graag. Zo’n klein en mager ventje (op de onderste curve met zijn gewicht, de gespierde stylo), maar van zodra ik hem in zijn stoel zet, begint hij op tafel te kloppen (bikke bikke bik, hap hap hap …) en aan mijn mouw te trekken en luid te reclameren als ik zijn eten niet snel genoeg naar zijn mondje breng. Twee boterhammen, een kom soep en twee porties spaghetti: één avondmaal. Als het niet snel genoeg komt, dan wordt hij kwaad. Denk: gefronste wenkbrauwen en luid roepen. Stiekem vinden we dat erg grappig om te zien. Als je zo schattig bent, kan je je wenkbrauwen nog zo hard fronsen, niemand neemt je serieus. Ocharme.

Sinds enkele dagen voor hij 10 maand werd, trekt hij zich op tot staan. Eerst aarzelend, maar na drie keren proberen gaat het in één vlotte beweging. Zonder enig gevoel voor gevaar trekt hij zich overal aan op: aan zijn park, maar ook aan dingen met wieltjes of stoelen die kunnen omvallen. Ik moet ‘ogen op mijn gat’ hebben met dat ventje. Ik zing tegenwoordig vaak Willem Vermandere na: ‘klein ventje klein ventje de weireld mag vergoan, bluf gie mo stoan’. Martha zingt het ook al mee. Haar vader heeft niet graag dat ik haar ‘Bevergems’ leer, maar hij zal er toch mee moeten leren leven. Lang zal Thomas overigens niet blijven staan, want hij probeert nu al kleine stapjes te zetten met die poezelige voetjes van hem.

 

Klein wuvetje

Martha is slim. (Ik weet dat ik dat niet mag zeggen, want elke ouder denkt dat van zijn eigen kind en bovendien leg je dan te grote verwachtingen op de schouders van dat kind. Maar het is gewoon zo. Ze is net zo slim als ik dacht dat ze zou zijn toen ze nog maar een garnaaltje in mijn buik was.)

Ze vraagt: “mama, wil jij je mama terug hebben?”
En dan zo hard als alleen een kind dat kan, vermaant ze me: “Dat kan niet é, mama.”

Ze blijft genieten van naar school gaan.
– Martha, kom nu je jas aandoen of je gaat niet naar school.
 Ik wil wel naar school gaan!

Ik vind het indrukwekkend wat die instappertjes allemaal doen op school. Ze leert over de dino’s. Dat vindt ze fascinerend.

– Papa, de dino’s zijn er niet meer hé. Die zijn ‘uitgestormen’. Wat is er nog ‘uitgestormen’? Zijn de draken ook ‘uitgestormen’?
– Nee, draken bestaan niet.
– Maar dino’s bestaan wel. Waarom zijn die ‘uitgestormen’?

En ’s avonds vertelt ze het na tegen mij: “Mama, er kwam een grote steen uit de lucht vallen en toen waren de dino’s uitgestormen”

Ze kent de dagen van de week. Dan vraagt ze bijvoorbeeld: “Bomma, wanneer kom je me nog eens halen? Op de dino van dinsdag?”

Ze kaatst mijn eigen vragen terug: “Mama, wat ‘heef’ jij vandaag op je werk gedaan?” en “Mama, was jij de wollebol van de dag op je werk?”

Martha is stoer. Ze koos zelf haar nieuwe schoenen. Dagen op voorhand zei ze: “Ik wil blauwe met twee plakkers”. Ik liet haar botjes passen, van die schattige bruine botjes met bloemetjes. Maar ze hield voet bij stuk (pun not intended) en ze koos blauwe met twee plakkers. Elegant is het niet, maar blij dat ze is met haar nieuwe schoenen. Wanneer ik haar in een mooi kleedje naar school probeer te sturen, zegt ze: “ik wil een broek en gewone sokken aandoen”. Maar evengoed loopt de ze de hele dag door het huis met haar prinsessenkroontje. “Jij bent Elsa, mama, en ik ben Anna.” (Volgens mij is zij Elsa, the cold never bothered her anyway …)

Martha is ook erg lief. Ik geef haar het laatste eitje. Ze kijkt bezorgd en vraagt: “Is er dan nog een eitje vrij voor papa?” Tegen haar bomma vertelt ze dat ze een lieve mama heeft. Tegen mij: “Mama, ik zie jou heel graag.”

Het mag gezegd, mama: ik ben trots op mijn kindjes. Ze zijn het beste wat me overkomen is. Elke dag doet het me verdriet dat je dit allemaal niet meer kan meemaken.

“What would you think of me now?
So lucky, so strong, so proud
I never said thank you for that
Now I’ll never have a chance”
(Jimmy Eat World – Hear You Me)

Brieven aan mama #3

Bang, banger, bangst

Mama, ik ben bang. Ik probeer om het niet te zijn, maar ben het toch. Het is al een tijdje dat ik altijd wel voor iets bang ben: wiegendood, CO-vergiftiging, brand. Angsten die worden ingegeven door vermoeidheid en emoties. Angsten die altijd weer wegebben tegen de ochtend. Maar plots zijn er reële angsten voor de wereld daarbuiten. Plots is er angst die niet minder wordt ’s ochtends, integendeel. Die boze wereld waartegen ik mijn kindjes niet kan beschermen komt nu heel dichtbij. Jij stond vroeger altijd klaar met geruststellende woorden. Ik vraag me af wat je hiervan zou zeggen. Of je het nu ook zo gemakkelijk zou hebben om mijn angsten weg te wimpelen.

Niettemin heb ik deze week bijna elke dag de trein genomen. Het was met een klein hartje, dat geef ik toe. Maar er zal nog veel moeten gebeuren voor ik me veiliger voel in een auto dan in een trein. Ik merk ook dat het geleidelijk aan minder wordt, mijn angst. Ook om me heen zie ik mensen stilaan weer uit hun mentale schuilkelders kruipen. Alleen vraag ik me af hoe we de wereld zullen aantreffen wanneer we ontwaken uit deze periode van verlaagde waakzaamheid. Want onze politici zullen geen kans onbenut laten om van onze tijdelijke goodwill gebruik te maken voor veranderingen die we misschien helemaal niet willen.

Thomas kruipt

“Pas toen ik Mattias kreeg, wist ik wat dat was: een kind dat speelt”, dat zei je altijd. Sofietje had nooit enige interesse getoond om te spelen. Ik gooide al mijn speelgoed uit mijn park en stak dan mijn armpjes uit om gepakt te worden. Gelukkig kan Martha het wel, spelen. Maar Thomas, dat is toch nog een ander niveau. Dat klein ventje is zo eager om te spelen dat hij enkele weken geleden – nog geen 8 maanden oud – is beginnen kruipen. Voorlopig laat het zich eerder omschrijven als sluipen. Of zwemmen op de grond. Recht vooruit naar het speeltje dat hij van naderbij wil bestuderen. Prachtig om te zien.

Een kruipend kind, dat is nieuw voor mij. Martha schoof namelijk op haar gat. Ik besef plots dat jij dat misschien niet meer bewust hebt meegemaakt, de gatschuivende Martha die alle vloeren dweilde. Uren heeft ze door de Zuienkerkse living geschoven, maar dat was natuurlijk toen jij in het ziekenhuis lag. Vreemd, de gewaarwording dat het moment dichterbij komt waarop er geen vergelijking meer mogelijk is met wat jij hebt meegemaakt. Nog enkele maanden en het is zover.

Martha babbeluutje

Ik vergelijk en projecteer veel. Zo merk ik bijvoorbeeld dat ik veel minder tegen Thomas praat dan ik tegen Martha deed toen ze een baby was. Ik was de hele dag aan het zingen en vertellen en zeveren tegen dat kind. Liedjes zingen in bad. Monologen voeren terwijl ik haar patatjes gaf. Maar Thomas en ik, wij kunnen zo genieten van samen stil te zijn. Ik geef hem zijn eten zonder een woord te zeggen. Het is daarom niet minder liefdevol dat ik hem eten geef. Maar erg goed voor zijn taalontwikkeling is het toch niet. Ben ik uitgepraat? Moet ik al te veel babbelen tegen zijn zus? Ik weet het niet. Dan vraag ik me af of het bij jou ook zo was, en of het misschien daarom komt dat ik zoveel babbel en Mattias zo weinig. Of zou het gewoon de aard van het beestje zijn?

Dat doet me denken aan deze conversatie die ik met Martha had. We deden aan peer tutoring: Martha leert Thomas dierengeluiden.

Wat doet een hondje
– Woef woef
Wat doet een poes?
– Miauw
En Martha?
– Praten
Veel praten. En mama?
– Ook veel praten.
En papa?
– Ook veel praten.
En bomma?
– Ook veel praten.
En peter Mattias?
– Niet praten.

Ze is zo opmerkzaam, dat kind van mij.

Deze week kwam papa voor het eerst op bezoek sinds jij er niet meer bent. Hij had het fietsrek meegebracht om onze oude fietsen mee te nemen naar huis.
Op een gegeven moment zegt hij: “allez, ik ben dan eens naar huis met de fietsen”
Martha kijkt naar hem en vraagt: “Waar gaat je auto blijven?”

Elke dag hebben we gesprekjes die me grote ogen doen trekken.

Gisteren lag ze weer zichzelf ‘voor te lezen’ in bed.
– Wie staat daar aan de deur? Het is kastanje. Wat heeft hij meebracht voor de verjaardag van Mannetje Koek? Een kikkerparaplu. Misschien houdt Mannetje Koek niet van de regen. Enzovoort.

Plots vertelt ze uit het niets tegen haar papa dat mama de kom soep heeft laten vallen en dat die kapot was. Dat klopt, maar is wel vijf weken geleden gebeurd.

Ze zegt hardop: “ik moet pipi doen.”
En dan veel stiller, tegen zichzelf: “nee, ik moet geen pipi doen, ik heb niets gezegd.”

Ze slaat bij het op en neer springen op bed haar hoofd tegen de kast en zegt: “dat komt ervan.”

Ik ben zo’n trotse mama dat ik er zelf misselijk van zou kunnen worden!

Matilda

Brieven aan mama #2 – De allereerste schooldag

Bij het ontwaken

Gisterenavond heb ik een peuter in bed gelegd. Vanmorgen werd ze wakker als een kleuter. Mijn kleine meisje is groot geworden. Vandaag is ze voor het eerst naar school gegaan. Eén van de eerste dingen waar ik aan moest denken vanmorgen, is aan het bericht dat ik ongetwijfeld van jou zou hebben gekregen vandaag. Een bericht vol superlatieven en uitroeptekens, stel ik me voor. Ik dacht aan je trotse stem en aan hoe je me zou geruststellen: ‘traantjes zijn normaal de eerste dag’, ‘ze is er aan toe’, … Ik dacht er ook aan dat ik nu niet kan vragen hoe jij mijn allereerste schooldag hebt ervaren.

In de kleuterklas

Het was met een klein hartje vandaag, dat ze binnenliep in de klas. ‘Mama moet bij mij blijven’. ‘Mama moet mee komen spelen’. Ik zei dat dat niet ging, en verlegen maar zonder traantjes ging ze toch mee met de zorgjuf. Ze begon te spelen, maar keek nu en dan achterom om te zien of ik er nog was. Ik weet dat de regel is dat je dan als mama gewoon moet verdwijnen. Maar ik kan dat niet, de grote verdwijntruc. Dus maakte ik de fout van alle mama’s en ging ik haar zeggen dat ik nu naar huis ging. En toen waren ze daar, de dikke tranen: ‘Ik wil mee naar huis!’. Toen heb ik van mijn eigen kleine hartje toch een heel klein steentje moeten maken. Ik heb haar huilend achtergelaten. Maar ik heb er zoveel vertrouwen in dat het wel goedkomt, Martha en de school.

Ze is zo leergierig. Ik probeer zo goed mogelijk op haar eindeloze ‘waarom’-vragen te antwoorden, maar ik kom altijd op een punt dat ik het antwoord gewoon niet weet. Daar neemt ze dan geen vrede mee. Vroeger dacht ik altijd dat jij alles wist. Maar Martha maak je niets wijs. Misschien moet ik net als zij van krommenaas beginnen gebaren en gewoon antwoorden: ‘weet da nie’, wanneer ik geen goesting heb in een examen. Want dat doet ze dus, ‘weet da nie’ antwoorden op vragen waarvan we zeker weten dat ze het antwoord wel weet. Rebels of lui, ook bij haar vader is het nog steeds niet duidelijk welke van de twee het nu precies is.

Het andere 9 november

Vandaag is het natuurlijk ook exact een jaar geleden dat je na negen maanden intensief revalideren terug naar huis kwam. Ik herinner me nog de klop die je kreeg toen die jonge arts zei dat 3 uren logopedie per week nu wel voldoende zou zijn, ‘want we verwachten geen grote verbetering op dat vlak’. Dat was de eerste keer dat iemand ons dat letterlijk zei. Hij had zijn mond voorbijgepraat, zo leek het wel. Dat heeft je een serieuze klop gegeven en optimisme was sinds dat moment niet meer aan de orde. We gaan nooit weten of je besluit op dat moment al vast stond, maar veel uitweg zal je in elk geval niet meer gezien hebben.

Avondrush, next level

Toen ik haar ging halen stipt om 15u30 (hoe doen mensen dat in godsnaam?), liep ze naar me toe: ‘mamaaaaaaaa!‘. ‘Ik vond het leuk’ en ‘ik wil nog eens naar de klas’ waren de eerste reacties. ’s Avonds in haar bedje ging het echter naar ‘ik wil liever thuis blijven’. Ik heb een vermoeden dat het morgenochtend eerder naar het laatste zal doorslaan.

Maar ook voor mij was het spannend. Avondrush, next level. Want nu eet Martha ’s middags boterhammen en kan ik me er ’s avonds niet meer vanaf maken met ‘e stuutje mè koas’. Enter: het weekmenu. Je zou zo trots op me geweest zijn, had je dit nog mogen meemaken. Je oudste dochter, voldoende structuur om (te proberen) met een weekmenu te werken. Kijk, zelfs bijna op zijn Julies aangepakt. (Bijna, want de enige echte Julie zou lijntjes trekken en met kleuren werken en netter schrijven natuurlijk.)

weekmenu

Brieven aan mijn mama. Hoe is het met klein liefje en klein knaapje?

Ik ben nog volop bezig met aanvaarden dat dood voor altijd is. Ik ben daar nog lang niet. Ongeveer om de minuut is er iets wat ik aan mijn mama wil vertellen. Dat kan niet meer. Ik vertel het daarom maar hier, op de blog die oorspronkelijk alleen mama las. Misschien dat de rest van de wereld het gat kan proberen te vullen dat mama gelaten heeft.

(Nee, dat kunnen jullie niet, maar dan vergeet ik deze dingen toch tenminste zelf al niet.)

Patatjes

Thomas weent weer veel en hard ’s avonds en ’s nachts. Tandjes, denk ik. Ik hoop dat het er vier ineens zijn. Hij is met niets te troosten. Hij wil zijn tut niet, hij wil niet liggen, niet zitten, niet vastgepakt worden, niet alleen zijn. We zijn soms ten einde raad. Gemakkelijk is hij niet, die babyzoon van ons. Maar als hij lacht, is het even wereldvrede. En hij lacht vaak! Overal waar hij komt, charmeert hij de boel plat met zijn helderblauwe kijkers en die stralende glimlach. Als ik hem dan oppak om hem te knuffelen en zoentjes te geven, giechelt hij. Is er een schoner geluid dan het gegiechel van een baby?

Ik denk wel eens: “Waarom kan nu eens niets gemakkelijk gaan bij jou, Thomas?” Maar dan gaat iets wat heel veel moeite kost plots net heel vlot. Neem nu zijn patatjes. Het is een maand oefenen geweest. Hij moest niet van die lepel weten. Dus ging het van patat-tut-patat-tut-kokhals-overgeef-patat-tut. Tot hij plots met grote ogen naar zijn lepel keek en zijn mond wijd opensperde. En nu eet hij aan een tempo dat ik amper kan bijhouden.

Elke keer dat ik Thomas patatjes geef, moet ik aan je denken. Van jou moest ik Martha op mijn schoot nemen, zodat ik haar handjes kon vasthouden. Zo deed jij dat.
DSCF3828
Maar Thomas kan ik gewoon in zijn wipper eten geven, en sinds vorige week ook in de Ikea-stoel. Hij blijft met zijn handen van zijn lepel weg. He sure likes his potatoes.

Dit is een foto van Thomas na zijn wortelpuree. Alles in het mondje, niets ernaast.

Thomas patat

 

Schoolgaande jeugd

Martha ging dinsdag voor het eerst oefenen op school. “Hoe heet de juf, Martha?”, vraag ik om de vijf minuten. Ik hoor het haar zo graag zeggen: “juf kubimana noemt die”. “Ik ga da vertellen in mijn crèche, tegen Anaïne”. Ze heeft zowat alle speelhoekjes van de klas uitgeprobeerd, en toen ik zei dat het tijd was om naar huis te gaan, klonk het: “ik wil nie naar huis, ik wil hier blijben.” En de rest van de dag: “Ik wil nog eens naar school gaan, ik vind het leuk in de klas”.

Ze is er ook echt aan toe. Klaar voor wat uitdaging. Ik moet natuurlijk denken aan het grijsgedraaide verhaal van hoe ik in de vakantie voor de eerste kleuterklas plots verdwenen was. Ik was met mijn fietsje naar school vertrokken. Wat vertelde je dat graag, wat heb ik met mijn ogen gedraaid toen je het weer eens vertelde en wat zou ik er veel voor geven om het nog eens uit jouw mond te mogen horen. We gaan Martha volgende week in de gaten moeten houden of ze is ook met haar fietsje weg naar school.

Een nieuw begin betekent natuurlijk ook een einde. Gisteren was het de laatste dag in de crèche. Nu heeft ze in bijna 2,5 jaar tijd niet één keer gehuild bij het afzetten ’s ochtends. Behalve gisteren. Je houdt het niet voor mogelijk. Ze zal waarschijnlijk in de war zijn geweest, omdat ik even mee binnenkwam en toen alsnog verdween.
martha creche

Potty training

Weet je waar je niets mee kan beginnen als je kinderen hebt? Principes.

We hadden zoveel regeltjes thuis. Ik dacht dat het zo gemakkelijk ging zijn om die regeltjes over te nemen. Maar dat is het niet. Ik heb zowat al mijn principes al laten varen.

Niet eten in de auto. Tot dat de enige plaats blijkt te zijn waar Martha een volledige boterham inclusief korstjes oppeuzelt, zonder te zeuren om “nog een kaasje” of “nog vleesbrood”.
Niet naar Studio Honderd kijken. Tot het alternatief de teletubbies is, of uren durende filmpjes van mensen die kindersurprises openen.
Niet belonen met eten. Tot ze twee weken voor ze met school start stiekem zindelijk is, maar thuis op het potje weigert te gaan.

Jullie moesten altijd lachen met het verhaal van mijn potty training. Ik kreeg elke keer een paaseitje wanneer ik een plasje deed. Dus ging ik om de tien minuten op het potje zitten om er enkele druppeltjes uit te persen: “mag ik een paaseitje”. Jullie moesten daarmee lachen: ‘Sofietje toch’. Ik ook: ‘mama en papa toch’. Ik zou dat slimmer aanpakken, die hele potty training. Niet belonen met eten. En ook niet trainen. Maar nu is al enkele weken duidelijk dat Martha zindelijk is. In de crèche loopt ze de hele dag zonder pamper en ze heeft slechts nu en dan een ongelukje. Maar thuis weigerde ze resoluut om haar pamper uit te doen.

Dus heb ik haar omgekocht met koekjes.
Dag principe! Ik geef je door aan een andere naïeveling die nog geen kinderen heeft.

Het werkt, overigens. Martha is pamperloos (behalve voor number 2 en ’s nachts, natuurlijk).

En ze praat, ze praat. Het is niet te geloven wat er zoal uit dat mondje komt.
Maar daar schrijf ik binnenkort nog eens over.

Piepklein

Ik ren als een kieken zonder kop door het leven. Het is veel: aftellen naar mama haar afscheid en nog het maximum uit de tijd met haar willen halen, een peutertje dat ik zo graag de aandacht zou geven waar ze om hengelt, een baby voor wie ik strikt genomen de enige persoon ben die hij nodig heeft. Ik geef hem nog borstvoeding. Dat heeft alleen maar voordelen, maar is ook verdomd hard werken.

De moeilijke melkweg

Met elk probleem dat op onze melkweg komt (borstontsteking, productiedip), zit ik in tweestrijd of ik er onder de huidige omstandigheden niet beter mee zou ophouden. Borstvoeding is momenteel het enige waar ik nog een beetje energie op kan rantsoeneren. Het vreet me op, maar ik wil en kan nog niet stoppen. Dat is niet eens uit altruïsme. Twee belangrijke drijfveren zijn momenteel dat langer voeden de kans op borstkanker kan verkleinen (of uitstellen)* en het nachtelijk ouderschap: Thomas heeft nog minstens 3 voedingen per nacht nodig. Er is een groot verschil tussen half slapend een slapende baby aan het buffet schuiven of wakker worden, opstaan, nog wakkerder worden, een fles maken voor een intussen huilende, wakkere baby. Als het dan toch gaat over energie rantsoeneren …

Terwijl ik me al die zorgen maak en pieker en nadenk en dingen laat rondtollen in mijn hoofd, en beslis om te stoppen, nee toch verder borstvoeding te geven, groeien en ontwikkelen mijn kinderen maar zonder dat ik tijd heb om naar hen te kijken.

En als hij lacht …

Thomas ligt in zijn park en houdt een olifantje vast dat aan zijn speelketting hangt. Hij draait het om, bestudeert het aandachtig en lacht ernaar. Ik leg hem op zijn buik en terwijl ik enkele seconden naar ergens anders kijk, rolt hij naar zijn rug. Hij probeert van zijn rug naar zijn zij te rollen. De weinige momentjes op een dag dat ik bewust tegen hem babbel en hem niet alleen op automatische piloot verzorg, schaterlacht hij wanneer ik hem kietel of kiekeboe speel of gewoon nog maar nies. Ik denk dat hij nog steeds mijn pasgeboren baby’tje is, maar nu blijkt dat we dat station allang gepasseerd zijn. Waar was ik toen dat gebeurde?

Martha babbeluutje

Martha babbelt. En kletst en tatert en babbelt en praat en kwaakt. ‘Martha is een babbeluutje’. Zelfkennis is het begin van alle wijsheid. Ze opent haar ogen en begint te kletsen en ze zwijgt pas wanneer ze ’s avonds in slaap valt. (En dan nog durft ze in haar slaap eens te vertellen over haar dag.) Soms valt mijn mond open van verbazing om de dingen die ze uitkraamt. Zo’n klein kind. Zo’n grote taal.

Gisteren vroeg mijn zus wanneer ze voor het eerst ‘mama’ zei. Ik weet dat niet meer. Ik zou het jammer vinden als over een paar jaar blijkt dat ik niet meer weet waarom ik zo onder de indruk was van Martha haar getater. Daarom probeer ik geregeld enkele dingen op te schrijven. Hieronder een deeltje van de oogst.

– Martha, ben jij een prinses?
– Nee, Martha is een koning.

– Waarom moet je je tandjes poetsen?
– Anders krijgt slechte tandjes. Das niet de bedoeling é.
Of een variatie op het thema: – Anders komt de beestjes. Tandjes nie afpakken!

Ik ben Thomas nog aan het voeden in bed en kan niet meteen opstaan als Martha wakker wordt. Door de babyfoon hoor ik haar roepen: Mama. Mama. Mama-a-a-a-a. Mama-a-a-a-a-a-a. Mama Sofieeeee. Met de bruine haartjes mamaaaaa!

Achterin de auto: ’t is groen, je mag vertrekken!

– Koekje, Martha wil een koekje.
– Martha, als je nu stopt met zagen tot papa thuis is, dan krijg je een koekje als hij thuiskomt.
Een konijntje, zegt ze nog snel, zodat meteen duidelijk is welk koekje ze graag wil. En dan leest ze verder in haar boekje. Ik hoor haar niet meer. Een half uur later komt Mehdi thuis. Ik ben allang vergeten wat ik haar beloofd had. Maar zij loopt naar de gang: ‘papa, Martha krijgt een koekje?

– sjaab begeeyr, Martha (slaapwel in het Perzisch)
– Nee nog nie sjaab begeeyr, Martha is nog nie moe.

Je ziet haar hersentjes werken en experimenteren met haar vervoegingen.
– Martha bent een boterham aan het eten.
– Martha wil water drinken.
– Martha zijn weg.
– Martha is aan het roepen.

We zijn op zeehondensafari geweest. We hebben gezien: veel water en enkele zeehondjes. Maar zij heeft blijkbaar nog veel meer gezien.
– Martha wat heb je gezien?
– Weet da ni (de luiheid van haar papa)
– Zeehondjes?
– Ja, en een walvis!

Ze zingt zelfs al liedjes:
Dikkertje Dap klomt op de trap, ’s morgens vroeg. Klontje te sjeven. Roetsj. Boem. Au. Dag gijaf, morgen komte weer met de trap.

– Weet je wat ik heb gekregen?
– Rode laarsjes voor de regent!
– Kerel, kerel, ik sta
– Paf!

Ze brengt de afstandsbediening van de cd-speler en zegt: naar het ‘sjondje van de bakker’ luisteren.

Ze is grote fan van Alfred J Kwak.
– Martha ga naar Algred kijken. Van de sjliegend tapijt.
En commentaar geven tijdens de aflevering
– Nie opendoen, Algred!
– O, daar is Dolf.
– O, wat doen de tijgers nu.

En achterop de fiets zingt ze het liedje van Alfred:
Spette piete paate, ga nog nie naar huis, komt e druppel later.

Of: Zeg Roodkapje waar ga je, zo alleen, zo alleen. Ben niet bang goo de wilde dieren, ben niet bang, ben niet bang.

Ze kruipt op het bed en legt het dekentje over haar beentjes en pakt een boekje. Wijst naar het plekje naast haar.
– Mama, jij hier zitten. Gezellig é!

Ze stapt uit de auto en zegt:
– Snel naar binnen want het regent een beetje
– En dan word je?
– Nat!

Als ik met Thomas in de draagdoek naar de crèche kom, komen alle peutertjes op ons toelopen om naar de baby te kijken. Martha: Nee, Lewis, dat is mijn broertje! Dat is mijn Thomasje!

Ze houdt een schelpje aan haar oor: als luistert, hoort de zee

Met haar onderhandelingsskills is er niets mis.
– Martha, eet je boterham!
Zeker?
Of haar nieuwste ontdekking: Waarom?

– Koekje? Ja? Oké. 

Ze maakt ook al plannen voor de toekomst:
Als Martha groot is, mag ze met de auto rijden.
Als Thomas groot is, mag hij stappen. Thomas is nog klein. Piepklein.

Piepklein. Dat is ze zelf ook. Maar ze babbelt als een grote.

———————————————————————————————–

* Dat van die borstkanker en borstvoeding las ik hier: http://www.theguardian.com/science/2013/aug/15/breastfeeding-six-months-breast-cancer
Hier las ik er een aannemelijke uitleg voor: http://www.breastcancer.org/risk/factors/breastfeed_hist

Erwtjes

Snap. Na twee jaar donder ik van mijn roze wolk.

Ik ben twee en ik zeg nee

Twee jaar lang heb ik gestaard naar mijn dochter en mezelf verloren in de ergste verliefdheid die ik ooit heb meegemaakt. Nu is ze twee. Mijn lieve, pientere dochter is twee en ze zegt nee. Ze doet flauw, huilt zonder aanwijsbare reden, loopt te mokken, gooit zich dramatisch op de grond, roept nee nee nee en nog eens nee. Ik sta ernaar te kijken en rol met mijn ogen wanneer ze het niet ziet. Ik zou haar zo graag knuffelen en de hele wereld rond dragen, maar ik moet streng en consequent zijn en haar leren wat grenzen zijn. Dat heet opvoeden, zegt men. Ik vind het maar niks, maar op de lange termijn werpt het zijn vruchten af, or so i’m told.

Troosten, zogen, verschonen. Repeat.

Ik zet dus mijn eerste stapjes in het opvoeden. Tegelijk zorg ik de klok rond voor een baby. Voeden, verschonen, troosten, veel troosten. 24/7, met pauzes van maximum twee uur per stuk. Deze baby huilt veel, veel meer dan zijn grote zus deed als baby. Hij heeft krampjes en geeft veel terug. (Ik had het nooit vermoed maar een goede melkproductie heeft blijkbaar ook uitdagingen.) Hij is alleen maar tevreden als hij tegen me aan plakt. Ik ben genetisch geprogrammeerd om niet tegen zijn gehuil te kunnen, dus hij ligt bijna onafgebroken tegen mijn lijf. Overdag woont hij in mijn draagdoek, het meest onmisbare onderdeel van mijn baby-uitzet. ’s Nachts probeer ik hem naast me in slaap te krijgen, maar als dat niet lukt, leg ik alle adviezen van K&G naast me neer en slaapt hij op me. Mijn baby hoort niet te huilen! Mijn rug is gekraakt, maar ik krijg tenminste wat slaap. En hé, liever een gekraakte rug dan een gebroken moederhart.

‘Geniet ervan’, zeggen ze

Ik moet van deze periode genieten, want waarschijnlijk is dit de laatste keer dat ik een baby van mezelf heb om te vertroetelen en te verwennen. En dat doe ik ook. Overdag slapen op de zetel met baby: ik zuig die momenten in me op, want ze zijn het allerbeste en het komt misschien nooit meer terug. (Op de zetel slapen met de baby, dat mag ook al niet van K&G, oeps.)

Maar voor het eerst sinds ik mama ben geworden, denk ik: ik ga toch ook wel blij zijn wanneer ik weer een beetje vrijheid krijg, wanneer ik weer een beetje meer Sofie kan zijn en niet alleen maar mama.
Wanneer ik mijn lijf terug voor mij heb en er geen melk uit mijn borsten op de badkamervloer druppelt.
Wanneer ik niet meer de hele dag naar zure melk ruik en vol vlekken zit.
Wanneer ik ergens heen kan gaan zonder te denken aan pampers, vochtige doekjes en middagdutjes.
Wanneer het leven gewoon weer wat minder planning vergt.
Wanneer eten gewoon eten is, zittend. Wanneer niet elke maaltijd een walking dinner wordt omdat ik een huilende baby moet wiegen. Wanneer ik niet elke maaltijd met een peuter moet onderhandelen over hoe veel ze van haar bord moet opeten voor ze van tafel mag.
Wanneer ik buiten in de zon een boekje kan lezen, en mijn kinderen zichzelf bezighouden.
Wanneer mijn huis er niet meer voortdurend uitziet alsof er een orkaan gepasseerd is.
Wanneer ik iets kan doen met al mijn idealen en mijn verstand zonder dat ik bang moet zijn dat ik op die manier kostbare momenten met mijn kindjes mis. (Fomo – fear of missing out – heeft de laatste twee jaar een andere betekenis gekregen.)

I’ve never known completeness like being here …

Fast forward. Over enkele jaren zijn mijn kinderen groot, denk ik terug aan nu en mis ik het. Sla ik mezelf voor de kop dat ik er niet genoeg van genoten heb. Zou ik geld geven om nog eens een baby’tje aan mijn borst te mogen drukken in een draagdoek. Denk ik nostalgisch terug aan malse babybilletjes en eerste woordjes en zinnen. Moet ik opletten dat ik geen koekoeksoma word, omdat ik mijn eigen baby’s te veel mis.

Over enkele jaren zie ik deze foto terug, en weet ik het nog zekerder dan nu. Die keer dat ik mijn zoontje niet getroost kreeg, maar hij ophield met huilen van zodra zijn lieve zorgzame grote zus hem knuffelde. Toen, dat moment, dat was volmaakt geluk.

volmaakt

 

(En waar ik de titel erwtjes vandaan haal? Van Annie M.G. Schmidt. Google it.)

Frank bzzzzzinatra

Gisterenochtend bleek dat iedereen de grote klassieker van Frank Sinatra al altijd verkeerd begrepen heeft. Die mens zingt namelijk: And more, much more than this, I did it Maja Bij. Met dank aan mijn 21-maandertje.

(Disclaimer: in wat volgt ga ik wat stoefen, maar eigenlijk dient deze post vooral om zelf ook de mooie dingen des levens niet te vergeten. Een stoefblog dus. Met dank aan Ellen voor de tip.)

Ik sta tegenwoordig elke dag te kijken van haar verbale ontwikkeling. Er is een ware woordenschatexplosie aan de gang. De dierengeluiden kent ze al maanden, maar enkele weken geleden wees ze naar de melkfles en zei ze ‘koe’ in plaats van ‘meuh’. Van de ene dag op de andere werd de ‘beebie’ ‘Lore’. Elke dag zegt ze een woordje waarvan ik niet wist dat ze het kende. Of neemt ze een woord over van zodra ze het één keer gehoord heeft: ‘Kes-man’ (kerstman), ‘Kes-boemp’ (kerstboom), ‘Po-poe’ (pompoen). Een tijdje geleden riep ze ’s avonds in haar bed: ‘Monster monster’.

Ze maakt ook al korte zinnen, zoals ‘papa laap’ (papa slaapt of papa moet slapen) of ‘Maja Bij kijk’ of ‘taart eten’ of ‘pap dink’ (pap drinken). Ze gebruikt zelfs al functionele woordjes. ‘Nee, die tutje’ als ik haar het verkeerde geef. ‘Mama ook eten’. ‘Nog Maja Bij’. ‘Eentje Maja Bij’, waarbij ze dan heel schattig één vingertje tegen haar neusje houdt en met grote vragende puppy-ogen naar me kijkt. Er wordt hier bijgevolg geregeld naar ‘eentje Maja Bij’ gekeken. En gisteren zei ze: ‘Mama ook een sjaap (schaap)’, toen ik haar knuffelschaap aan haar gaf.

Taalverwerving is by far het meest indrukwekkende en fascinerendste aan de evolutie van een klein kind.

Ze heeft ook een griezelig goed geheugen, de mini-Mehdi. Ze onthoudt elke plek waar ze ooit gevallen is (‘pij(n)’) en neemt tijdens een wandeling uitgebreid de tijd om op al die plaatsen op de grond te slaan: stoute grond. Dat maakt van de wandeling naar de bakker een halve dagreis. Vorige week kreeg ze op een babyborrel van een achternichtje een doos Fisherprice van mijn vader. Toen ik haar eergisteren vroeg: ‘Heb je die Fisherprice van opa gekregen?’, zei ze: ‘taart eten’. Een week na datum associeerde ze die Fisherprice dus nog met de babyborrel waar ze inderdaad taart heeft gegeten. Als ze een gitaar in een boekje ziet, en we vragen: ‘Wie speelt er gitaar?’, zegt ze ‘Bas’.

Ik kan echt versteld staan van wat ze allemaal weet en onthoudt en ik word er van de weeromstuit zo’n irritant apetrotse mama van. Mijn kindje is het beste, slimste kindje van de hele wereld!