Categorie archief: Over schrijven

Helden: Tom Lanoye – Solo Ten Oorlog

Tom Lanoye bracht Solo Ten Oorlog. Ik heb er al tien jaar spijt van dat ik twintig jaar geleden de oorspronkelijke voorstelling niet zag, en wacht al even lang op een herneming. Toch had ik aanvankelijk geen tickets voor deze solo besteld, omdat ik niet echt geloofde dat het goed ging zijn. Maar toen mijn schrijfcollega Kantlijne liet weten dat ze kaartjes over had, kon ik daar toch geen nee tegen zeggen. En man, hoe goed was dat!

Lanoye is een performer en taalvirtuoos pur sang. Zijn ode aan de taal – die van Shakespeare en die van Lanoye – was machtig. Het ging over schrijven, in vijfvoetige jamben, al dan niet op tweeregelig rijm. Het ging over registers en over hoe de taal van elk personage zijn karakter bepaalt. Hij vermengt Engels met Nederlands, hoge met lage registers zoals niemand anders dat kan. Hij sneerde naar Guido Gezelle – ‘knapenschender par excellence’ – en de zeemzoete verzen van Alice Nahon. Hij mag dat. Zijn humor is subliem. Lanoye zet zichzelf graag in de spotlights, maar is niet te beroerd voor zelfspot. Terwijl hij in zijn eentje allerhande wufte danspasjes te berde bracht op het podium, mompelde hij: ‘Wat een mens allemaal niet moet doen vlak voor die boekenbeurs. Ziet dit eruit alsof het boekenvak dood is dan?’ Ik heb er tonnen bewondering voor dat iemand die zichzelf wel graag moet zien om zo’n show te verkopen en zo’n pen te hanteren, toch zo graag de spot drijft met zichzelf.

Ik moet wel toegeven dat het me ontzettend onzeker maakt, en dat ik na de voorstelling meteen de handdoek in de ring wilde gooien met dat hele schrijven van mij dat sowieso al maanden in het slop zit. Als ons taalgebied al een Lanoye heeft (wiens beste boek ook nog eens ging over zijn moeder die een beroerte kreeg en haar taal verloor, damn you Lanoye) wat zou om het even wie anders dan nog voor meerwaarde hebben? En als die Lanoye zo van ’t kieken durft te geven op een podium, wat zou een middelmatige schrijver met podiumvrees dan ooit kunnen bereiken?

Ach, waarom zou je schrijven als je ook kan lezen? Ik ga van deze feestdag profiteren om verder te lezen in Zuivering. Leve Lanoye!

© Filip Van Roe

Opruimen: tip van de dag

Mensen die mij een beetje kennen, fronsen voorzeker de wenkbrauwen wanneer ze de titel van deze post lezen. Gaat Sofie opruimtips delen? Er zijn geen zekerheden meer! Wees gerust, het is hier nog steeds een rommel van jewelste. Maar wanneer ik niet naar mijn sleutels aan het zoeken ben, schrijf ik wel eens een verhaal. David Troch koos mijn handpalmverhaal ‘Opruimen‘ uit als tip van de week op Azertyfactor, een schrijfplatform van Creatief Schrijven. Dit schrijft hij:

“Openingszinnen. Ik heb iets met openingszinnen. En zonder twijfel vele andere lezers met mij. Van meet af aan wil ik verrast en meegezogen worden. Dat effect heeft de eerste zin van ‘Opruimen‘. Bij het opruimen gooi je allerlei rotzooi weg, maar je oma? Heerlijke verrassing! Lekker ongewoon. Al zie ik Pipi Langkous het zo doen. De tweede zin vergroot de absurditeit alleen maar. Met overdrijvingen kun je in dit soort verhalen niet te veel overdrijven. Sofie trekt de lijn in het hele flitsverhaal dusdanig goed door dat ik haast geloof dat het allemaal waargebeurd is. Geloofwaardigheid, minstens net zo belangrijk als een openingszin die de lezer het verhaal inzuigt.”

En als je een half minuutje tijd hebt, kan je mijn verhaal hier lezen:

Opruimen

Nadat ik een boek over opruimen las, waarin stond dat ik alleen moest houden waar ik blij van werd, gooide ik per ongeluk mijn oma weg. Het duurde wel twee weken voor we het merkten. Papa was niet blij. Hij zei dat ik oma moest gaan zoeken. In de kringwinkel en het containerpark herinnerden ze zich niets van een binnengebrachte oma. ‘Maar eigenlijk missen we haar toch ook niet,’ zei ik. ‘Daar heb je gelijk in’, zei hij. ‘Zie je wel dat je van opruimen blij wordt’, zei ik, en ik gooide hem bij het grofvuil.

Het genootschap van ongebruikte dingen

Het is hier al een maand van Tournee Bacterielle, de ene zieke na de andere, mezelf incluis. Het bloggen is er wat bij ingeschoten. Maar ik heb wel nog een gedicht geschreven (straks krijg ik de smaak nog te pakken zeg). De opdracht voor het examen literaire creatie was: een absurd gedicht over een vingerhoed. Et voilà:

Het genootschap van ongebruikte dingen

De vingerhoed verveelt zich
Hij ligt lamlendig in een la
Hij heeft niets meer om handen
Op het lange wachten na

Soms gaat de la eens open
’t Is nooit voor hem, dat ’t laatje opengaat
Wel voor de naalden, garen, knopen
Maar niemand weet dat hij bestaat

Voor de vingerhoed is er geen werk meer
Hij is daarover gefrustreerd
Zelfs om het zevende knoopsgat aan te naaien
Hebben ze hem volkomen genegeerd

Maar op een dag is ’t wel voor hem
Hij juicht heel diep vanbinnen
’t Is niet om te naaien, nee
Men wil een verzameling beginnen

De vingerhoed verveelt zich nog
Maar heeft plots een idee
‘Samen staan we sterk’, zegt hij
Kom, doe maar allemaal mee

‘We richten een genootschap op voor ongebruikte dingen
En dan gaan we samen heel wat strijdliederen zingen’
De typmachine, de VHS en de encyclopedie staan allemaal versteld
Dat de vingerhoed zo strijdbaar is, had niemand hen verteld

Vanaf dat moment geeft de vingerhoed de bevelen
‘Nu gaan we staken’, zegt hij, ‘want dat is beter dan vervelen’
Ze zingen samen liederen van ‘Wij willen werkbaar werk’
en ‘Samen staan we sterk’

Het genootschap van dingen waar geen mens nog wat aan heeft
Heeft als vakverbond zijn schoonste dagen toen beleefd
Tussen de typmachine, de VHS, de vingerhoed en de encyclopedie
Was het voortaan één en al camaraderie

 

 

(BREAKING: de vingerhoed werd weggesaneerd. Daar wordt ie vast nog strijdbaarder van.)

Gedichtendag: een kyoka

Ter gelegenheid van gedichtendag – en een groep misplaatste meeuwen in mijn straat – heb ik een kyoka geschreven.

Een zwerm meeuwen hier
– volgens mij zijn ze verdwaald.
Meeuw schijt op mijn hoofd.
Het is een volmaakte spat
wit op mijn lichtblauwe helm.

(De kyoka is de aardse, ook ironische, speelse, humoristische of bedrukte tegenvoeter van de tanka. De tanka is een lyrisch gedicht, bestaande uit vijf regels met doorgaans 5-7-5-7-7 lettergrepen, zonder bedoeld rijm of vastgestelde maat. Bron: wikipedia)

En de winnaar is …

Gisterenavond was er de langverwachte prijsuitreiking van de columnwedstrijd van This is how we read waarvoor ik genomineerd was. (Met deze column.) Ik was de hele dag op van de zenuwen. Niet zozeer over het al dan niet winnen, eerder over de mogelijkheid dat ik zou winnen en dat ik dan vooraan moest gaan staan en iets zeggen voor een volle zaal. Daar had ik misschien aan moeten denken voor ik deelnam. Verder had ik nog geen praktische oplossing bedacht voor het thuis krijgen van een cupcaketoren met de trein. De belangrijkste reden waarom ik wél wilde winnen: Katrijn Van Bouwel zou de winnende column voorlezen.

Ik zat daar dus een beetje te sterven tijdens het eerste deel van de avond. Voor en achter me zat véél meer volk dan zich op het Facebookevent had aangemeld. Er waren meer mensen dan stoelen. Eerst was er een huiskamertoneel, gebaseerd op een tekst van Paul Verrept. Daarna een interview met de man zelf. ‘Ik ken die naam, ik ken die naam’, dacht ik tijdens het toneel. Ik wist niet waarvan, tot de cover van dit boekje me plots voor de geest kwam.

dscf1932

Dit boekje deed ik cadeau aan een stuk of wat jarige kinderen, want hé, je kan niet vroeg genoeg beginnen met Paul Van Ostaijen. In die filosofie trakteer ik mijn kinderen bijna elke avond op Berceuse nr. 2.

Soit, dit alles terzijde. Paul Verrept zei enkele mooie dingen die me inspireerden.

Dat hij het absurde opzoekt in zijn teksten omdat het een illusie is te denken dat we zelf aan het stuur van ons leven zitten. Dat er dingen gebeuren waar we niets aan kunnen doen, goede dingen maar ook slechte dingen. En dat absurditeit voor hem een manier is om daarmee om te gaan. Omdat er in het leven ook gewoon vaak absurde dingen gebeuren. Daar kan ik me natuurlijk erg in vinden. Hij zei het met zo’n diepe blik in zijn ogen dat ik me prompt afvroeg wat er hem misschien recent overkomen was.

Daarna ging het over het verschil tussen kinder- en grotemensenboeken. Hij zei dat hij wel gelooft dat sommige zaken taboe moeten blijven in kinderboeken, én in grotemensenboeken for that matter. Daar was ik het ook mee eens. Ik heb lang gedacht dat kinderen kleine grote mensen zijn en dat je hen niet te veel van de echte wereld mag beschermen, maar ik begin daarvan terug te komen. Sommige dingen zijn gewoon te complex om in kindertaal te kunnen uitleggen.

Tot slot zei hij nog dat theater schrijven veel voldoening geeft, omdat je zo je publiek kan ontmoeten. ‘Als schrijver wil je mensen raken. Misschien raak je wel ergens iemand met je tekst, maar je ziet het niet.’ Dan is theater inderdaad dankbaar. Die suggestie hou ik in gedachten.

Toen was het tijd. De spanning bouwde op. Naast me en voor me zag ik mensen zenuwachtig schuifelen op hun stoel. En ik, ik schuifelde mee.

*Tromgeroffel*

De winnaar werd deze column. Een terechte winnaar! Helaas werd mijn tekst dus niet voorgelezen.

Ik heb misschien niet gewonnen, maar ik heb wel al een nieuwe fiets. Tweedehands op de kop getikt. (Na tien minuten platte band gereden en kosten aan gehad, op de eerste verjaardag van mijn moeder haar overlijden bovendien, maar dat is weer een ander verhaal.)