Categorie archief: pendelpret

Over die keer dat ik van de trap donderde …

Jolig huppelend verliet ik vrijdagavond mijn bureau. Een uurtje later had ik afgesproken met twee vriendinnen die ik heel graag maar te weinig zie. Het was lente, het was weekend, ik was blij. Ik twijfelde een seconde over de lift, maar de trap nemen is beter voor het milieu en mijn conditie en nog sneller ook. Snel was het zeker deze keer! Ik struikelde of gleed uit op de bovenste trede en een koprol of drie later lag ik beneden met mijn kop tegen de muur en overal pijn. Het anders zo drukke gebouw was bijna verlaten op vrijdag om kwart na vijf. Drie mensen kwamen uit hun bureaus toegesneld. Of ik bij bewustzijn was? Ja, bracht ik aarzelend uit. Ze gaven me een zak bevroren spinazie voor de buil op mijn hoofd en belden naar het ziekenhuis. Ik belde M. die gelukkig ook nog in Brussel was – de eerste keer dat ik het een voordeel vind dat we allebei in Brussel werken.

Terwijl we op hem wachtten, begon ik me zorgen te maken over die gigantische buil en de druk die ik voelde wanneer ik mijn hoofd bewoog. Ik dacht aan mijn tante die na de val met haar fiets alleen nog haar naam zei en daarna nooit meer iets. Ik dacht aan het hersenletsel van mijn moeder. Ik wilde niet hysterisch doen, maar vroeg toch aan één van de lieve mensen bij me om met me mee te wandelen naar het ziekenhuis. Ik ging te voet, op mijn benen vol blauwe plekken en een kapotte schoen. Voor de deur van het ziekenhuis stond M. al op me te wachten. De spoedafdeling was zo goed als verlaten, dus ik verwachtte dat we snel weer buiten zouden zijn. Helaas. We waren om 18 uur in het ziekenhuis. Het duurde tot 21 uur voor ik een dokter te zien kreeg.

We kregen te maken met de TRAAGSTE spoedarts ooit. Hij schreef al zijn bevindingen op papier op om ze vervolgens te gaan uittikken MET 1 VINGER. Maar hij deed zijn werk wel grondig. Hij liet me allerhande proefjes doen die me geruststelden over de staat van mijn hersenen: armen in de lucht, glimlachen, benen in de lucht, neus aanraken … Hij gaf me een brace voor mijn nek. Na zijn onderzoek moest er alleen nog een CT-scan gebeuren. Ik vroeg hem of dat snel kon gaan, want dat we nog een trein moesten halen. Hij verzekerde me dat hij zich zou haasten. Vriendelijk was hij wel. Wat later werd ik met een rolstoel naar de scanner gebracht. Ik zei dat ik wel kon lopen, maar dat mocht niet. Na de scan zei de verpleger dat de resultaten er over een kwartier zouden zijn. Ik hoopte dat we de trein van half elf nog zouden halen en misschien zelfs nog iets oppikken om te eten onderweg. Maar het bleef maar duren. Ik ging nu en dan eens spieken om te zien wat mijnheer doktoor aan het doen was: beelden bekijken. Nog beelden bekijken. Nog beelden bekijken. Doktersbriefje schrijven. Voorschrift schrijven. Attest voor de verzekering schrijven. Dat alles duurde nog tot 23 uur. Hij excuseerde zich voor het lange wachten, zo vriendelijk dat ik onmogelijk kwaad op hem kon zijn. Uiteindelijk waren we om half één thuis.

Ik heb al fijnere vrijdagavonden beleefd, maar ik heb zo veel geluk gehad! Ik had mijn benen of mijn nek kunnen breken. Ik had een hersenschudding- of bloeding kunnen hebben. Maar ik ben er van af gekomen met wat blauwe plekken, wat nekpijn en hoofdpijn. Dankjewel, engelbewaarder!

Balans van de eerste werkweek

Ik heb er mijn eerste werkweek van vier dagen en in Brussel opzitten sinds de geboorte van Thomas. Ik heb er weken stress over gehad. Hoe zouden we het allemaal doen? De kindjes naar school en naar de crèche brengen, en toch nog op tijd in Brussel zijn om ook op een redelijk uur naar huis te kunnen gaan? Goed nieuws: de eerste week hebben we al overleefd. Nu nog alle volgende weken … Ik maak mijn balans op van de eerste werkweek.

Het lukte, het lukte, ja, yes we did it
Dankzij een goede samenwerking op een moment dat zowel M. als ik niet op ons best zijn, namelijk ’s ochtends, is het gelukt om de kinderen op tijd af te leveren en ook nog een treffelijke trein te halen. Nu moeten we dit alleen nog zien vol te houden. Dat moment dat de wekker voor de vierde keer afgaat en je weet dat je nu echt wel onder je zachte, warme dekens vandaan moet komen, en dat je denkt: ‘vanavond ga ik vroeger slapen’, maar je weet al dat je het niet zal doen, dát moment blijft toch het moeilijkste van de dag.

Ik ben blij dat ik mag thuiswerken
Deze week moest ik vier dagen naar Brussel. Na dag twee was ik stikkapot en vroeg ik in paniek aan vriendinnen via sociale media: ‘HOE DOEN MENSEN DAT?!?’ Pendelen, werken, gezin … Maar vanaf volgende week kan ik één dag thuiswerken. Dat betekent dat ik de kinderen nog drie avonden moet uitbesteden, omdat ik niet op tijd thuis geraak. Dat valt mee. Valt dat mee eigenlijk? Het is in elk geval nog steeds niet mijn ideaalbeeld van hoe een gezinsleven eruit moet zien.

Ik ben moe, zo moe
Ik was al moe toen ik pendelde maar nog geen kinderen had. Ik was al moe toen ik kinderen had maar niet pendelde. Nu heb ik kinderen en pendel ik. Wij pendelaars maken onszelf vanalles wijs: dat we onze tijd op de trein nuttig kunnen besteden door te schrijven of te lezen of te werken. Of door – dat heb ik donderdag gedaan – mijn boodschappen te bestellen onderweg. Maar het is en blijft de rottigste vorm van tijdverlies, overprikkeld zitten wezen in een overvolle trein en dat laatste restantje energie uit je lichaam voelen glijden, terwijl er thuis nog zoveel (onbetaald en ondergewaardeerd) werk op je wacht.

Ik moet mijn weken minder volplannen
Ik moest deze week drie avonden weg. Dat betekent: snel eten, kindjes niet zelf in bed steken, rushen naar mijn afspraak, laat thuiskomen, ’s avonds laat nog boterhammen smeren en kleren klaarleggen, gaan slapen terwijl de living en de keuken nog ontploft zijn. (Al hoop ik op die manier inbrekers af te schrikken, onder het motto: ‘ze zijn hier al geweest’.) Zaterdag had ik de hele dag vergadering en het enige moment dat ik die kon voorbereiden, was vrijdagavond laat op de trein.

Het waren leuke avonden, dat wel. Woensdag in Atlas heb ik op één avond meer verrijkende gesprekken gehad met mensen die ik niet ken dan anders op een week. Vrijdag heb ik meer stukken van Shakespeare gezien dan anders op een decennium. (Aanrader trouwens! Een crash course Shakespeare met een cast van huishoudvoorwerpen. Je kan vandaag nog in het Kaaitheater of volgende week in Gent gaan kijken.)

Al bij al was mijn week zoals het leven moet zijn: een beetje cultuur, een beetje ontmoeting, een beetje leren, een beetje lezen, een beetje schrijven en toch nog voldoende tijd voor mijn kindjes … Maar eigenlijk zou ik in dit nieuwe pendelend bestaan ook elke avond om 22 uur moeten slapen. Daar werken we nog aan.

Last but voorzekerst niet least …

Leve de bomma!
Ik ken geen enkel ander koppel met twee kleine kinderen dat ook met tweeën naar Brussel pendelt. Dat is volgens mij ook gewoon onmogelijk. De enige reden dat wij dat wel kunnen, heeft een naam. Ze heet Julie en ze neemt de helft van onze ouderlijke taken over: kindjes halen van school en crèche, eten en pakken liefde geven, verhaaltjes lezen, in bed steken. Ik kan niet genoeg de lof van die fantastische bomma zingen.

Solidariteit is ons wapen!

sire, er zijn geen gentlemen meer

Nu ik bijna aan het eind van deze zwangerschap ben gekomen, wil ik een vaststelling met jullie delen: alleen vrouwen staan hun plaats af aan zwangere vrouwen in de trein, voornamelijk jonge vrouwen. Het zal een kwestie van empathie zijn. Eén keer is in al die tijd een man opgestaan, maar die moest er eerst over fezelen met zijn collega: “verwacht die nu dat wij rechtstaan?”. Ik bleef iets te lang en te dik staan en het werd gênant om nog te blijven zitten, dus hij heeft uiteindelijk correct geoordeeld dat ik inderdaad verwachtte dat hij rechtstond. Gentlemen zijn gedateerd, blijkbaar. Jonge vrouwen zien een zwangere vrouw opstappen en twijfelen geen moment, noch hoeven ze er eerst over te fezelen: die is zwanger, dus voor haar is het lastiger om recht te staan dan voor mij. Punt. Mannen zien een zwangere vrouw opstappen en denken: nou, die is toch niet gehandicapt en ik ben mijn krant aan het lezen.

Normaal gezien ben ik voor mijn leeftijd nogal feministisch, maar tegelijk vind ik dat er ook nog zoiets bestaat als goede manieren. Het is niet omdat vrouwen nu ook gaan werken en mogen deelnemen aan het maatschappelijke debat dat er geen elementaire beleefdheid meer moet zijn. Ook niet-zwanger kon ik me behoorlijk ergeren aan de jongemannen die me verdrumden om toch maar als eerste een zitplaats te veroveren in de trein. Waar zijn jullie manieren, gentlemen? Spreek ik mijn voornoemde feminisme tegen als ik vind dat jonge mannen altijd voorrang moeten geven aan vrouwen voor een zitplaats? Gewoon omdat het beleefd is en omdat ze het vroeger ook deden, voordat vrouwen even zware werkdagen hadden als mannen? Waarschijnlijk wel, maar niettemin: voor een zwangere vrouw sta je op. Punt.

Eersteklassemensen

Ik heb vastgesteld dat er helemaal niet meer plaats is om te zitten in eerste klasse. De stoelen zijn er breder, maar de mensen zitten er ook breder. Ze vinden dat hun goed recht, want ze hebben ervoor betaald. Ik krijg het vaak claustrofobisch naast die chique meneren in pak die hun schouders breed laten uithangen over de scheidingslijn tussen onze beider stoelen. Zo’n pak is bedoeld om te imponeren, maar een zwangere vrouw geef je toch wat ademruimte, mannen.
Mensen zijn er luider. Terwijl het in tweede klasse heel gemakkelijk is om collega’s en kennissen te ontlopen, zijn er maar enkele eersteklassewagons en zijn er ook maar enkele werkgevers die bereid zijn om voor hun werknemers eerste klasse te betalen. Het zit er dus vol met kletsende collega’s.
Hun gsm’s rinkelen ook luider. Waarschijnlijk krijgen eersteklassemensen belangrijkere telefoons dan tweedeklassemensen. Ze mogen dus het risico niet lopen dat zij – of hun medereizigers aan de andere kant van de wagon – hun telefoon niet horen.
Maar je hebt er wel meer kans op een plaats. En de conducteur kijkt niet na of ik met mijn tweedeklasse-abonnement wel gerechtigd ben op een plaats in eerste klasse. Ik heb nog niemand de omvang van mijn buik zien controleren. Als de trein vol is, kun je als vrouw in de vruchtbare leeftijd dus altijd wel proberen om ongestraft tussen de chique meneren te gaan zitten.