Categorie archief: Sofie laat los

Huishoudtips van een huishoudhater

  1. Niemand ligt wakker van jouw huishouden, behalve jijzelf. En je moeder misschien. Maar op een dag gaat je moeder dood, en dat blijkt het totaal onbelangrijk te zijn geweest hoe goed zij haar huishouden onder controle had. 
  2. Het is totaal onbelangrijk hoe goed je je huishouden onder controle hebt. Het zegt niets fundamenteels over jou als persoon. 
  3. Als het vandaag niet goed lukt, is dat niet erg, want je krijgt morgen een herkansing. Overmorgen ook. En de dag erna. Herkansingen for all eternity. Tot je doodgaat. En dan hoeft het ook niet meer. 
  4. Strijken is zo jaren 90. Er is nog nooit iemand een beter mens geworden van een gladgestreken broek. 
  5. Rommel in huis betekent dat er geleefd wordt. De enige manier om een perfect huishouden te hebben, is stil in een hoekje gaan zitten, zo zacht mogelijk in en uit te ademen en amper te bewegen. Doe dat niet. 
  6. Nette stapels in een kast zijn overroepen. Er is een reden dat kasten deuren hebben. Zo kunnen ze er netjes uitzien zonder netjes te zijn. 
  7. Alles een vaste plek in huis geven is zonder twijfel het handigste. Maar als je dat niet kan, ben je geen mislukkeling. Hou op met jezelf te vervloeken omdat dingen geen vaste plek hebben. Die dingen worden daar niet ongelukkig van.
  8. Niemand is ooit gelukkig geworden van een net huis en een perfect huishouden. Tevreden wel. Maar niet gelukkig. 
  9. Je bent geen slecht mens als je vaatwas half uit- en weer inlaadt omdat het je niet lukt om de job tot een goed einde te brengen. Je bent geen slecht mens als je de was in de wasmachine vergeet en twee dagen later de wasmachine opnieuw moet opzetten. Je bent geen slecht mens als je de droogkast gebruikt omdat je geen zin/tijd/moed hebt om alles netjes op te hangen. Je bent geen slecht mens als je eens iets van plastic of papier in de restafvalzak gooit. 
  10. Je bent geen slecht mens als je dingen uitstelt tot morgen omdat het vandaag niet meer gaat. De ene dag geef je een cadeautje aan je toekomstige zelf. De andere dag zal je toekomstige zelf iets voor jou moeten doen. Het is een wisselwerking. 
  11. Het was nooit de bedoeling dat we 40 uur per week betaald zouden werken en daar bovenop nog eens 35 uur per week onbetaald. Je CEO denkt dat hij/zij rechtmatig meer verdient omdat hij/zij zo hard werkt, maar jij werkt minstens even hard. Alleen is bijna de helft van je uren onbetaald en telt het niet als ‘werk’. Maar we zijn het er toch hopelijk over eens dat afwassen, wassen, opruimen, poetsen enz. geen hobby’s zijn.
  12. Je mag rusten voor alles klaar is. Het is overigens nooit klaar, dus je kan niet anders. 
  13. Vervang ‘ik zal wel slapen als ik dood ben’ door ‘ik zal wel opruimen als ik dood ben’. Lifesaver. 

Misschien moet je eens met iemand praten? #worldmentalhealthday

Het is vandaag World Mental Health Day en ik heb zopas een heel tof boek uitgelezen dat over therapie gaat, met name Maybe you should talk to someone (vertaald als Misschien moet je eens met iemand praten?). Ik denk niet dat ik het al ooit eerder met een non-fictie-boek had dat ik niet kon stoppen met lezen, mijn Kobo meenam in de middagpauze op het werk en op een doordeweekse maandag doorlas tot een stuk in de nacht om het boek toch maar te kunnen uitlezen. Het leest dan ook als een roman, het is – vreemd genoeg – spannend, en ondanks de zware materie best grappig en luchtig geschreven. Ik hield van de ‘personages’, van Lori, van Charlotte, van Wendell, van Julie, van Rita, en zelfs van John. Dat is wellicht omdat de schrijfster zo liefdevol over hen schrijft. Veel reminders voor mezelf gelezen. Veel onderlijnd. Alleen had ik op het einde wel wat vragen bij het feel-good-sausje. Het zal vast niet altijd allemaal zo mooi samenkomen en zo goed aflopen, toch? Niettemin een heerlijk én hoopgevend boek.

Het boek heeft me bovendien geïnspireerd om zelf iets te schrijven over therapie, want als Lori Gottlieb zich zo kwetsbaar durft op te stellen ten overstaan van heel de wereld, dan durf ik dat ook wel ten overstaan van het kleine stukje van de wereld dat mijn blog leest.

Besluiteloosheid als diagnose

Ik had niet zo’n duidelijk beeld van wat ik met therapie wilde bereiken toen ik ermee startte in 2015 in de nasleep van het overlijden van mijn mama. Ik dacht dat ik hulp zocht om met die rouw om te gaan, maar de gesprekken bleken telkens over andere zaken te gaan dan wat ik gepland had te bespreken. Niettemin stuurde de eerste therapeute me na vijf keer wandelen in de veronderstelling dat ik mijn zaakjes prima op orde had en het verder wel alleen aan kon. Een jaar of twee later was de nood opnieuw hoog, en ging ik langs bij mijn huisarts die me doorverwees naar een andere psycholoog. Ook hij had na een paar keer de indruk dat ik het allemaal wel onder controle had. Net als de volgende therapeute die zei: eigenlijk is er niets mis met jou, behalve dat je nood hebt aan een goede babbel met je moeder en dat dat niet meer kan.

Toen ik een half jaar later weer huilend bij mijn huisarts zat, maakte zij een haarscherpe analyse van wat mijn probleem was: een combinatie van een uitstekend zelfinzicht en het extreem goed kunnen verwoorden. Ik leg uit aan therapeuten wat mijn probleem is en welke oplossingen ik zie. Ze sturen me buiten in de veronderstelling dat ik het ook wel zal oplossen. Maar ik ga naar huis en ik blijf in de chaos en de besluiteloosheid hangen. Mijn huisarts zei: maar ik ken je al wat langer dan die therapeuten, en vanaf nu blijf je naar mij komen tot ik het gevoel heb dat je wél dingen hebt opgelost. Een half uur bij de huisarts had me een inzicht gegeven dat geen enkele therapeut me tot dat moment gegeven had. (Al die therapeuten hebben me elk op hun beurt overigens wel geholpen en elk van hen heeft me inzichten gegeven, en me een duwtje in de juiste richting gegeven, dus ik wil zeker niet gezegd hebben dat ze hun job niet goed deden, integendeel. Het is alleen dat ik zelf ook hun job te goed deed.)

Mildheid en acceptatie als remedie

Daarna verwees een vriendin me naar haar psychologe, die nu al bijna een jaar mijn psychologe is. En zij is goed. Ze stelt de juiste vragen, ze geeft me erkenning en accepteert me zoals ik ben, waardoor ze me motiveert om dat ook voor mezelf te doen. Op een milde, vriendelijke manier doorprikt ze mijn denkfouten. Ze geeft me vrijblijvend advies, zonder te pushen: ‘ik denk dat het beter is om…’. Soms duurt het maanden voor ik haar advies opvolg, maar altijd moet ik toegeven dat ze gelijk had. Ze is wat ik nodig heb.

Nochtans had ik in het begin het gevoel dat ik nergens geraakte met die hele therapie. Ik ratelde maar het hele uur vol, en op het einde was ik geen millimeter dichter gekomen bij de essentie. Toen ze op het einde van dat uur vroeg: wil je nog een volgende afspraak maken, meende ik er altijd een oordeel in te horen in de zin van: heeft dit wel zin? Dat oordeel had zij niet, dat lag volledig bij mij, want zij oordeelt niet. Ik dacht zelf: wat is het nut hiervan? Waarom doe ik dit? Waarom betaal ik hier zoveel voor*?

Maar de laatste tijd merk ik elke dag aan mezelf wat het effect is van therapie. De mildheid die ik al jaren predik, kan ik eindelijk, eindelijk, toepassen op mezelf. Ik kan mezelf accepteren zoals ik ben. Als ik verdriet heb, heb ik verdriet. Ik zeg niet meer tegen mezelf dat ik geen reden heb om verdrietig te zijn, of dat mijn verdriet niets voorstelt in vergelijking met dit of dat verdriet. (“There’s no hierarchy of pain. Suffering shouldn’t be ranked, because pain is not a contest”, herinnert Lori Gottlieb zich als één de belangrijkste dingen die ze leerde tijdens haar opleiding). Als ik boos ben, ben ik boos. Ik hoef geen erkenning meer te krijgen van de persoon op wie ik boos ben om mijn eigen boosheid terecht te vinden. Als ik blij ben, ben ik ook echt blij, en is er geen stemmetje dat in mijn oor fluistert dat ik maar beter niet te blij kan zijn want voor je het weet gaat alles weer om zeep.

Ik zou schrijven dat mildheid en acceptatie de sleutels tot een gelukkig leven zijn, maar ik ben inmiddels ook een beetje #teamdirkdewachter geworden, en ik oefen mezelf in de kunst van het ongelukkig te zijn. Maar mildheid en acceptatie zijn in elk geval wel sleutels tot een rijk, vol en écht leven. Het is verdomd hard werken om die mildheid en acceptatie te bereiken, maar het is tegelijk het nuttigste werk dat ik ooit heb gedaan.

* Ik besef wel dat ik de immense luxe heb om dat te kúnnen betalen. Therapie is echt pokkeduur en het is totaal schandalig dat niet iedereen er toegang toe heeft, en dat er nog steeds geen deftig terugbetalingssysteem is voor iets zo basic als het mentale welzijn van mensen. Ook dat vind ik toch belangrijk om even te vermelden op World Mental Health Day.

De waarheid achter mijn #instalife

Foto by Jufke Sarah

We fietsen naast elkaar, bergaf door de Driekoningenstraat, van het café waar we hadden afgesproken naar een café dat wel open is vandaag. “Je vakantiefoto’s op Instagram zagen er fantastisch uit”, zegt ze. “Ik weet het, en het was ook een zalige vakantie, ik heb er echt van genoten, maar ik voel me wel een beetje hypocriet, met mijn perfecte plaatjes. Maar ik kan er toch moeilijk #antidepressiva of #mylifeisshitandpiss bij zetten?” Het zou wel eerlijker zijn. Het leven is niet alleen het zonnige, idyllische Instagram-plaatje. Maar belangrijker: het leven is óók het zonnige, idyllische Instagram-plaatje. Ik probeer het allerbeste te maken van een situatie die niet gemakkelijk is. En het lukt me nog ook. Daar ben ik best trots op. Maar ik heb er hulpmiddelen voor nodig. Serotonine in pilvorm. Meditatie (#zitten, waarover later meer). Schrijven (#morningpages). Therapie, al maanden. Mild zijn voor mezelf in het volle besef dat die mildheid momenteel alleen haalbaar is mits artificieel toegediende chemische stoffen die mijn hersenen zelf voorlopig niet meer aanmaken. Boeken met titels als “How to stop feeling like shit”, “What to say when you talk to yourself”* en “Het leven liefhebben door acceptatie”. Zelfhulptroep waarvan mijn bullshitmeter normaal tilt zou slaan, maar die ik nu tot mijn eigen verbazing predik.

Vorige week dobberde ik rond op een zwembad onder de Spaanse zon en ik dacht oprecht: ik wil nergens liever zijn dan hier, nu, met deze mensen. Dít is het leven. Natuurlijk is dit vakantie en is dit niet het echte leven, maar óók dit is het leven, hier en nu. En het is prachtig. Voor mij is dat huge. Ik heb me heel lang, heel vaak, heel slecht gevoeld. Er was een onrust in me waarover ik niets meer te zeggen had. Ik kon niet meer. Ik was op. You can’t pour from an empty cup, zei mijn psychologe. En de vliegtuigmetafoor, altijd weer de vliegtuigmetafoor, de metafoor die op het lijf van elke jonge moeder geschreven lijkt te zijn: in een vliegtuig moet je ook eerst je eigen zuurstofmasker opzetten voor je anderen helpt met dat van hen.

Ik dacht vroeger dat aan jezelf werken en jezelf leren graag zien iets voor new age hippies was. Waarom zou ik mezelf leren graag zien als er zoveel anderen zijn om graag te zien? Waarom zou ik om en aan mezelf geven wat ik ook om en aan anderen kon geven? Zelfzorg schmelfzorg. Maar het is wél belangrijk om voor jezelf te zorgen. There’s only so much to give. En ik was leeg gegeven. Dan moet je wel voor jezelf beginnen zorgen. Dan moet je jezelf wel liefdevolle aandacht beginnen geven.

Nu probeer ik lief voor mezelf te zijn. Mezelf te accepteren. Ik probeer tegen mezelf te praten zoals ik tegen vriendinnen praat. Zonder oordeel. Tegen het ‘nie trunten’-stemmetje in mijn hoofd zeg ik: ik hoor je nog wel, maar ik luister niet meer naar je. Want niet alleen heb ik me heel slecht gevoeld, bovendien zei ik tegen mezelf dat ik me niet slecht mócht voelen. Daar ben ik mee gestopt. Ik mag me slecht voelen, ik mag me ook goed voelen. Het mag er allemaal zijn. Ik kijk ernaar en accepteer het. Ik oordeel er niet meer over. Mijn onrust en mijn verdriet dek ik elke dag toe met een warm dekentje, ik fluister ze liefdevol toe en zorg ervoor. Maar ik laat ze geen beslissingen meer over mijn leven nemen. Ze mogen er zijn, maar ze mogen mij niet meer leiden.

Ik ben er nog lang niet, ik kom van ver en heb nog een lange weg te gaan. Maar het lukt me steeds beter, in het hier en nu leven. Ik durf het leven aan. Ik durf het leven in de ogen te kijken en het te omarmen. The full catastrophe of life. Ik loop op één of ander pad richting verlichting en zelfliefde, en ik zou er cynisch over kunnen doen, zoals ik gewoon ben te doen, maar de realiteit is dat het nodig was, en dat het tijd was. Ik hoop dat ik weldra op een punt kom dat ik de chemicals niet meer nodig heb en dit alles op eigen kracht kan doen, maar voorlopig ben ik blij met het extra duwtje in de rug.

Ik vond het moedig om niet bang te zijn om te sterven. Nu weet ik dat echte moed is: niet bang zijn om te leven.

* Het eerste boek las ik en raad ik aan. Het tweede boek las ik niet zelf. Ik nam een shortcut door naar de fantastische ‘By the book‘-podcast te luisteren, twee heerlijke dames die me hardop doen lachen. In het derde boek lees ik al meer dan een jaar nu en dan een stukje.

Brieven aan mama #2 – De allereerste schooldag

Bij het ontwaken

Gisterenavond heb ik een peuter in bed gelegd. Vanmorgen werd ze wakker als een kleuter. Mijn kleine meisje is groot geworden. Vandaag is ze voor het eerst naar school gegaan. Eén van de eerste dingen waar ik aan moest denken vanmorgen, is aan het bericht dat ik ongetwijfeld van jou zou hebben gekregen vandaag. Een bericht vol superlatieven en uitroeptekens, stel ik me voor. Ik dacht aan je trotse stem en aan hoe je me zou geruststellen: ‘traantjes zijn normaal de eerste dag’, ‘ze is er aan toe’, … Ik dacht er ook aan dat ik nu niet kan vragen hoe jij mijn allereerste schooldag hebt ervaren.

In de kleuterklas

Het was met een klein hartje vandaag, dat ze binnenliep in de klas. ‘Mama moet bij mij blijven’. ‘Mama moet mee komen spelen’. Ik zei dat dat niet ging, en verlegen maar zonder traantjes ging ze toch mee met de zorgjuf. Ze begon te spelen, maar keek nu en dan achterom om te zien of ik er nog was. Ik weet dat de regel is dat je dan als mama gewoon moet verdwijnen. Maar ik kan dat niet, de grote verdwijntruc. Dus maakte ik de fout van alle mama’s en ging ik haar zeggen dat ik nu naar huis ging. En toen waren ze daar, de dikke tranen: ‘Ik wil mee naar huis!’. Toen heb ik van mijn eigen kleine hartje toch een heel klein steentje moeten maken. Ik heb haar huilend achtergelaten. Maar ik heb er zoveel vertrouwen in dat het wel goedkomt, Martha en de school.

Ze is zo leergierig. Ik probeer zo goed mogelijk op haar eindeloze ‘waarom’-vragen te antwoorden, maar ik kom altijd op een punt dat ik het antwoord gewoon niet weet. Daar neemt ze dan geen vrede mee. Vroeger dacht ik altijd dat jij alles wist. Maar Martha maak je niets wijs. Misschien moet ik net als zij van krommenaas beginnen gebaren en gewoon antwoorden: ‘weet da nie’, wanneer ik geen goesting heb in een examen. Want dat doet ze dus, ‘weet da nie’ antwoorden op vragen waarvan we zeker weten dat ze het antwoord wel weet. Rebels of lui, ook bij haar vader is het nog steeds niet duidelijk welke van de twee het nu precies is.

Het andere 9 november

Vandaag is het natuurlijk ook exact een jaar geleden dat je na negen maanden intensief revalideren terug naar huis kwam. Ik herinner me nog de klop die je kreeg toen die jonge arts zei dat 3 uren logopedie per week nu wel voldoende zou zijn, ‘want we verwachten geen grote verbetering op dat vlak’. Dat was de eerste keer dat iemand ons dat letterlijk zei. Hij had zijn mond voorbijgepraat, zo leek het wel. Dat heeft je een serieuze klop gegeven en optimisme was sinds dat moment niet meer aan de orde. We gaan nooit weten of je besluit op dat moment al vast stond, maar veel uitweg zal je in elk geval niet meer gezien hebben.

Avondrush, next level

Toen ik haar ging halen stipt om 15u30 (hoe doen mensen dat in godsnaam?), liep ze naar me toe: ‘mamaaaaaaaa!‘. ‘Ik vond het leuk’ en ‘ik wil nog eens naar de klas’ waren de eerste reacties. ’s Avonds in haar bedje ging het echter naar ‘ik wil liever thuis blijven’. Ik heb een vermoeden dat het morgenochtend eerder naar het laatste zal doorslaan.

Maar ook voor mij was het spannend. Avondrush, next level. Want nu eet Martha ’s middags boterhammen en kan ik me er ’s avonds niet meer vanaf maken met ‘e stuutje mè koas’. Enter: het weekmenu. Je zou zo trots op me geweest zijn, had je dit nog mogen meemaken. Je oudste dochter, voldoende structuur om (te proberen) met een weekmenu te werken. Kijk, zelfs bijna op zijn Julies aangepakt. (Bijna, want de enige echte Julie zou lijntjes trekken en met kleuren werken en netter schrijven natuurlijk.)

weekmenu

3 belangrijke levenslessen die ik geleerd heb

Het leven heeft me de laatste tijd veel geleerd. Ik haal er drie lessen uit die ik met jullie wil delen. Ik schrijf wel dat het dingen zijn die ik geleerd heb, maar de waarheid is dat ik ze nog volop aan het leren ben.

1. Maak je niet te veel zorgen

Ik maak me altijd te veel zorgen. En wat zie je dan? De dingen waarover je je zorgen maakte gebeuren niet. De dingen waar je geen benul van hebt gebeuren wel. Zo wist ik niet dat melktandjes zo gemakkelijk loskomen en dat 1 op 6 Belgen getroffen wordt door een beroerte. Maar ik heb wel het geluk gehad om twee keer heel snel zwanger te worden en twee heel gezonde mooie kinderen te krijgen. Ik ben daar dankbaar voor.

Ik heb minstens 50 dingen om dankbaar voor te zijn. Ik heb hier en daar wat pech gehad, maar het heeft geen zin om mezelf te laten verlammen door angst voor alles wat nog zou kunnen gebeuren. Als slechte dingen moeten gebeuren, gebeuren ze toch. Het beste wat je kan doen, is geloven dat ze niet zullen gebeuren.

Ik probeer me minder zorgen te maken, want veel dingen lossen zichzelf uiteindelijk wel op.

2. Wees mild voor anderen

Everyone you meet is fighting a battle you know nothing about. Be kind. Always.

Ik vind van mezelf dat ik vroeger nogal snel een oordeel klaar had. Nu heb ik aanvaard dat ik niet altijd kan weten waarom iemand zus of zo in elkaar zit. Ik ben opener. Ik probeer andere mensen te nemen zoals ze zijn. Ik probeer niet te oordelen als ze keuzes maken die ik niet zou maken. Ik probeer altijd het grotere geheel te zien.

Empathie kost geen geld, alleen een beetje moeite. Ik probeer empathisch te zijn voor anderen. Ik probeer te luisteren. Ik zal niet beweren dat het altijd lukt, maar proberen is al het halve werk.

3. Wees mild voor jezelf

De beste raad die ik van iedereen heb gekregen de afgelopen maanden is deze: wees niet te streng voor jezelf. Het is tevens de moeilijkste.

Ik vind dat ik al niet zo streng ben als andere moeders om me heen. Ik ruim niet altijd al het speelgoed op. Ik maak de puzzels niet elke avond opnieuw om zeker te zijn dat er geen stukjes verloren gaan. Ik laat de keuken ’s avonds vaak overhoop staan, omdat mijn pijp uit is. Ik stofzuig maximum één keer per week, ook wanneer Kind 1 cornflakes eet. Ik maak niet elke dag vers eten klaar. Soms knuffel ik mijn kindjes liever dan de was te plooien. Ik ben niet altijd consequent in mijn opvoeding.

Maar toch ben ook ik nog veel te streng voor mezelf. Ik wil mijn beide kinderen heel veel aandacht geven. Ik wil sterk zijn en er staan voor hen, ook al ben ik oververmoeid. Ik kan moeilijk nee zeggen.

Loslaten, we moeten het allemaal leren. Loslaten en mild zijn voor onszelf.
Toen ik dit filmpje zag, moest ik slikken. Watch and learn.