Telefoon gaat.
Papa: “Mama maakt duidelijk dat ik je moet bellen, maar ze kan niet uitleggen waarom.”
Geeft mama door.
Met de vastberaden stem van mama vroeger zegt ze: “Ja. Sofietje!”.
In een flits, één sprankel hoop heb ik mijn mama terug, mijn eigen echte mama.
Maar waar ze normaal vervolgt: “vergeet je dit of dat niet” of “hoe spreken we dan af voor …”, volgt er nu alleen wat gestotter en “kweetniewa”.
Het ironische is dat in de vastberadenheid van haar stem doorklinkt hoe concreet ze weet wat ze wil zeggen of vragen. Maar het komt er niet uit. Het zit – nog steeds – vast in haar hoofd.
Papa: “Mama maakt duidelijk dat ik je moet bellen, maar ze kan niet uitleggen waarom.”
Geeft mama door.
Met de vastberaden stem van mama vroeger zegt ze: “Ja. Sofietje!”.
In een flits, één sprankel hoop heb ik mijn mama terug, mijn eigen echte mama.
Maar waar ze normaal vervolgt: “vergeet je dit of dat niet” of “hoe spreken we dan af voor …”, volgt er nu alleen wat gestotter en “kweetniewa”.
Het ironische is dat in de vastberadenheid van haar stem doorklinkt hoe concreet ze weet wat ze wil zeggen of vragen. Maar het komt er niet uit. Het zit – nog steeds – vast in haar hoofd.
Erg confronterend, even die seconde dat het lijkt alsof alles is zoals het moet zijn, en dan weer dat besef….
Oh, wat dubbel…