“Gie ziet toch gin geweune.” Dat zeg ik haar. Ze laat haar kruk los en gaat vervaarlijk door haar knieën om Martha’s speelgoed op te rapen. Wie met haar beperkingen zou zich daaraan wagen? Maar wat doen we haar ook aan. Haar huis is altijd spik en span geweest. Drie kinderen, een veeleisende job en toch lag alles altijd op zijn plaats. Mijn huis lijkt in niets op dat van haar. Van haar orde en praktisch inzicht heb ik niets geërfd. En de laatste weken van haar leven laat ik de rommel overal rondslingeren. Twee kinderen + geen slaap = geen tijd om rommel op te ruimen. Arme mama. Dus gebruikt ze al haar kracht om onze rommel op te ruimen. En ik besef opnieuw hoe hard ze gewerkt heeft. Hoe ze zich gesmeten heeft in haar revalidatie. Hoe hard ze gevochten heeft om nog beter te worden. Mama is geen opgever, nooit geweest.
Ik kom een buurvrouw tegen, die vorig jaar tegelijk met mama op intensieve en op beroertezorg lag. Ze vraagt hoe het met mama is. Niet goed, zeg ik. Ze vindt het erg, want “jullie mama, dat is zo’n sterke vrouw”. Dat ze zo veel dingen deed in de kine waar zij, de buurvrouw, zich niet aan durfde wagen. “Je kan niet stappen en je moet het toch proberen. Ik zag dat allemaal niet zitten en jullie mama deed het allemaal.” De buurvrouw loopt weer rond en kan met ons praten. Mama niet.
Een sterke vrouw. Zo omschrijft zowat iedereen die mijn moeder ooit ontmoet heeft haar. Of ze haar nu al jaren kenden of maar één keer ontmoet hebben. Het moet opvallend zijn.
Verdorie Sofie ( als dat je naam is tenminste) ik zit met tranen in mijn ogen je hele blog te lezen, zo knap hoe je het kan wegschrijven, ik vind soms gewoon de woorden niet. Je kinderen confronteren je natuurlijk des te harder, maar zij kunnen het ook zoveel draaglijker maken! 🙂