Mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt verdrietje

Er is niets op de wereld dat zoveel voor je betekent, en dan maak je het zelf. Voortaan ligt mijn geluk volledig in haar handen. Als zij gelukkig is, dan ik ook. Als zij ongelukkig is, dan ik ook. Er is een soort fundamentele afhankelijkheid. In eerste instantie zou je denken: van het kind t.o.v. de moeder. Maar niets is minder waar. Nu moet ik inderdaad voor haar zorgen. Dat is nu nog eenvoudig: troosten, zogen, verschonen. Het wordt wat ingewikkelder wanneer we ook moeten beginnen opvoeden. Ik bereid me al voor op hevige discussies tussen vader en moeder over de dochter. Maar hoe verder we gaan in dat proces hoe kleiner haar afhankelijkheid van ons wordt. En mijn afhankelijkheid van haar, die is onomkeerbaar. Ik zal nooit meer gewoon Sofie zijn, ik ben nu voor altijd de mama van Martha, wat er ook gebeurt. Dat gaat gepaard met een inherente bezorgdheid. Een zorg die ik mezelf heb aangedaan en waarvan ik me nu, na anderhalve week, al niet meer kan voorstellen dat ik ooit zonder ben geweest of zonder zou willen zijn. Dat is: wakker worden van zodra zij haar ogen opent. Dat is: in opperste concentratie de trap oplopen met haar in mijn armen. Dat is: in trance naar haar bed lopen wanneer ze huilt en daar plots staat zonder me te herinneren dat ik ooit ben opgestaan. Dat is: in alle staten zijn wanneer Mehdi haar niet stevig genoeg lijkt vast te houden. Of zoals Herman de Coninck het zegt: mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt verdrietje. Het lijkt negatief, maar dat is het niet, integendeel. 

Geef een reactie